St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

De titel van de overweging

Emmaüsgangers

Lucas zegt: Iemand graag willen aanraken is volgens een teken van genegenheid, van liefde. Jezus nodigt ons daartoe uit. Jezus zegt: ‘Zie mijn handen en voeten, betast mij’. (Lucas 24:39) Het lichaam behoort wezenlijk bij het geloof in Jezus Christus. Lucas zegt: ‘Waarom komt er twijfel op in uw hart, kijk naar mijn handen en voeten. Ik ben het zelf, betast Mij en kijkt: een geest heeft geen vlees en beenderen, zoals ge ziet dat Ik heb.

En na zo ge­sproken te hebben toonde Jezus hun zijn handen en voeten. Toen ze van vreugde en verbazing niet kon­den geloven zei Jezus tot Hen: ‘hebben jullie hier iets te eten’, en ze reikte Hem een stuk geroosterde vis. Jezus laat zich dus zien en Hij verschijnt opnieuw aan zijn leerlingen. Zoals Lucas dat vertelt, gebeurt het allemaal op de eerste Paasdag. In de vroege morgen ontdekten de vrouwen het lege graf.

En na de namiddag ontmoeten twee Emmaüsgangers, de verrezen Heer. In de late avond komen zij naar Jeruzalem terug en vertellen van hun ervaring. Dan verschijnt Jezus ook aan de daar aanwezige leerlingen de eerste paasavond het evangelie van vandaag. Emmaüsgangers zijn er dan en Jeruzalem-gangers. In de stad Emmaüs is een groot garnizoen van de vijand gelegen - een Romeins legerkamp, - een sterk Romeins bolwerk. Jeruzalem is de stad van de vrede. Dat betekent die naam ook: Jerusjaloom. De gang van de leerlingen naar Emmaüs - dat weten Bijbelgeleerden haarfijn uit te leggen - is de weg van de volledige capitulatie. Naar Emmaüs gaan betekent het einde van alle dromen rond vrede en vrijheid. Stel je voor: de leerlingen van Jezus capituleren voor de dood! Heeft de dood dan toch het laatste woord?

De twee leerlingen van Jezus trekken weg van Jeruzalem - stad van vrede - naar Emmaüs - stad van capitulatie. Drie jaar lang hadden ze Jezus gevolgd, al hun hoop hadden ze op Hem gevestigd. Vlak na zijn dood hadden ze nog gehoopt dat - desnoods door een ordinair wonder - Jezus nog vrij zou komen. Niets van dat alles. Met eigen ogen hadden ze gezien hoe Jezus stierf aan het kruis en neer was gelegd in het graf van Jozef van Arimatéa, in het graf van voorbij, het graf van definitief: zand erover! Met de steen die het graf van Jezus afsloot was er een zware steen neergelegd over hun idealen. Voorgoed begraven, finito! Hun idealen lagen aan scherven. Diep teleurgesteld keerden ze de stad van vrede, Jeruzalem, de rug toe en gingen weer terug naar de slavernij van de dood, terug naar Emmaüs. Dan vertelt het verhaal van de wonderlijke ontmoeting van die twee met Jezus. Het moet Westerse mensen van de 20e eeuw wel vreemd in de oren klinken, dat Jezus na zijn dood zo lijfelijk aan zijn leerlingen verschijnt. De apostelen moeten hun ogen geloven. Ze kunnen niet anders, want het gebeurt onder hun ogen. Jezus doet meer! Hij wijst hen op de Heilige Geschriften, op Wet en Profeten en op de Psalmen. Daarin staat het verhaal van de Levende beschreven. Daarin kunnen jullie lezen dat in Jeruzalem alles aan de Mensenzoon zal gebeuren wat door de profeten is voorspeld. Hij zal worden overgeleverd, bespot, mishandeld en bespuwd. Ze zullen Hem geselen en ter dood brengen en op de derde dag zal Hij verrijzen. (Lucas 18:31-33)

Jeruzalem, Jeru-sjaloom = stad van vrede. Daar moeten we zijn. In de vrede van Christus. Wanneer Jezus op de eerste paasdag aan zijn leerlingen verschijnt, wenst Hij hun die vrede toe. De inhoud van die vrede is: verzoen je met God, met elkaar, met jezelf. Een wens tot vrede die Jezus vergezeld heeft van geboorte tot dood - nee, van geboorte tot wedergeboorte in de verrijzenis - Die vrede werd aangekondigd in Bethlehem bij zijn geboorte: ‘vrede op aarde aan de mensen van goede wil.’ Die vrede wenste Jezus toe aan iedereen die Hij tegenkwam. ‘Ga in vrede’ zei Hij tegen de blinde. ‘Ga in vrede’ zei Hij tegen de zondares. ‘Mijn vrede geef ik u’, zei Hij tegen zijn vrienden bij z'n afscheidsmaal op Witte Donderdag. En ook als Hij op Paasmorgen aan zijn vrienden verschijnt zijn, zijn eerste woorden ‘vrede zei u’.

Natuurlijk kun je, je hopeloos voelen op de puinhopen van Goede Vrijdag. Dat kan verlammend werken: overgegeven zijn aan wanhoop, twijfel, moedeloosheid. Maar Jezus wil ons over de streep trekken, zoals Hij dat gedaan heeft met zoveel mensen: met Zacheüs, Maria Magdalena, Petrus, Tomas. Zelfs Judas had Jezus over de streep willen trekken. Ook óns wil Hij over de streep trekken. Over de streep die loopt tussen Emmaüs en Jeruzalem. De streep die getrokken is tussen liefde en haat, vriendschap en vijandschap, oorlog en vrede, wanhoop en toekomstdromen. Kom over de streep, kom over de brug. Laat die lege kille afgrond van Goede Vrijdag maar voor wat hij is. ‘Ik sta op de uitkijk naar het leven van het komend rijk’ zingen we in de geloofsbelijdenis. En ‘op de uitkijk staan’ doe je naar iets goeds. Hals-reikend uitkijken naar de verrijzenis van onze vele lieve doden.

Zo is het verhaal rond Jezus het verhaal van de ‘Levende’ geworden. Op weg gaan naar Jeruzalem betekent: je blik op oneindig en een rotsvast vertrouwen. Het betekent dat je mens wilt wórden zoals Jezus mens is geworden. Een mens worden is ‘doen als God’. Niet meer in de ruimte praten, maar je woord geven aan iemand die met je meeloopt, ook als je de verkeerde kant uitloopt - richting Emmaüs! Geloven is, met de ander durven meelopen. Ze zullen je je ook herkennen aan het breken van brood en wijn. Dan gaan de deuren in deze wereldwijd open, dan is het mogelijk dat zelfs ‘mensen-in-de-put’ weer ‘mensen bij-de-bron’ kunnen worden. Put-mensen horen in Emmaüs thuis, Bronmensen vinden hun heil in de stad van de vrede, Gods eigen vrede: Jeru-sjaloom! Zie toch altijd ‘mijn handen en mijn voeten’.

Ambro Bakker s.m.a.