St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

De titel van de overweging

Jezus met Nicodemus

Pasen is het feest van de verrijzenis. Maar zover is het nog niet, het is nog geen Pasen. Eerst nog de ondergang van Jezus, eerst nog zijn dood, daartoe veroordeeld door Farizeeën en hogepriesters. Vanmorgen zijn we getuigen van een fragment uit het nachtelijk gesprek dat Jezus voert met de farizeeër Nicodemus. Als een schuwe hond is Nicodemus langs de huizen gegaan, bang dat hij door anderen gezien zal worden. Daar zitten ze dan tegenover elkaar: de een is een geschoolde theoloog, hij heeft zijn studies afgerond. Hij heeft op een hogere school alles over God geleerd.

Aan de andere kant zit een selfmade man, hij bezit geen diploma's om over God te kunnen praten. Bovendien komt hij uit Nazareth, een stad waar spreekwoordelijk niets goeds vandaan kan komen. Nicodemus was ondanks zijn scholing niet dichtgeklapt. Daarom staat hij open voor de woorden van Jezus: ‘Zozeer heeft God de wereld liefgehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Hij is gekomen niet om te oordelen, maar om redding te brengen’. Belangrijke woorden rollen in de lezingen over elkaar. Johannes heeft het over de keuze die elk mens moet maken tussen goed en kwaad, duisternis en licht, over oordelen, over liefde en over ‘waarheid doen’. Er zijn mensen, zegt Sint Jan, die de duisternis meer lief­hebben dan het licht, want in de duisternis kun je veel verbergen, daar hoef je je gezicht niet te laten zien.

In het licht wordt alles zichtbaar. Wie niet leeft van de liefde, blijft achter in diepe duisternis. Mensen, op zoek naar liefde en naar licht en hun leven. En het staat vanmorgen zwart op wit: ‘God heeft ons zijn Zoon gegeven als een licht in de wereld’. God laat zich liefhebben en wij voelen het op onze klompen aan: wie zich laat liefhebben, zal een antwoord moeten geven! Zoals Mozes eertijds de slang omhoog hief in de woestijn, zal de Mensenzoon worden opgeheven. Johannes verwijst naar Jezus kruisdood. ‘Ieder huisje heeft zijn kruisje’. Bij ziekte krijg je kracht naar kruis.

Er zijn mensen die menen dat zij als alleen in het leven zware klappen toegediend krijgen. Maar vroeg of laat stoot elk mens met zijn hoofd tegen die ellendige dwarsbalk die van je leven 'n kruis kan maken. Je wordt ziek, diegene die je liefhebt sterft, je carrière wordt afgebroken, je voelt je bedrogen, in de steek gelaten door wie je lief zijn. Je voelt je soms vernederd en uitgestoten. Deze dwarsbalk kan allerlei vormen en afmetingen aannemen, kijkt niet naar namen of titels of de dikte van de portefeuille. Het komt vaak voor: je hebt het goed, pas je huis verbouwd, bijna 40 jaar getrouwd, en dan komt die verschrikkelijke dwarsbalk die je leven in één enkel moment tot een ruïne kan maken. 't Kruis is 'n realiteit in elk mensenleven. En je hebt dan geen keus: je draagt je kruis of het kruis verplettert jou. Kruisen brengen mensen terug tot wat ze eigenlijk zijn: kwetsbare, wankele, nietige en kleine mensen. Kruisen brengen mensen terug tot hun eigenlijke proportie.

De slang aan de paal en Christus aan het kruis: teken van opstanding. Het dorre doodshout is het groene hout geworden - het hout van verlossing, bevrijding en opstanding. Met Pasen vieren we die Doortocht, de tocht door de dood.
Pasen, dat betekent leven, maar het is allemaal zo duidelijk niet, als je op het kerkhof staat en stil wat voorjaarsbloemen neerlegt op het graf van een klein kind, op het graf van je geliefde. Nee, we moeten die verhalen over de verrijzenis niet zo snel vertellen aan elkaar. Zijn die verhalen dan niet waar, vast en zeker, maar elk mens heeft recht op zijn eigen levens­weg en eigen lijdensweg.

Wat zullen we straks met Pasen zingen? Met Pasen wil ik over de dood niet meer zingen, maar het verdriet wil ik ook niet verdringen. Ik ken een psalm die wel verwoordt wat ik voel - maar dan alleen op mijn beste dagen. Het zijn de woorden van psalm 23: ‘Mijn Herder is de Heer, het zal mij nooit aan iets ontbreken. Al moet ik het duister in van de dood, ik ben niet angstig, U bent toch bij me? Onder uw hoede durf ik het aan’. Zou dat de kern van ons Paasgeloof zijn? Maar zo ver zijn we nog niet. Uit eigen ervaring weten we hoe arm en stuntelig ons leven er soms uit kan zien. Ogen, soms helder, dan weer met een dubbele blik, troebele ogen, een hart vol onrust. Vaak onzeker, twijfelend, vechtend tegen elkaar, soms vervuld van diepe wrok en haat.

Mensen die God vragen: Wendt U zich toch niet van ons af. Ik doe wat ik had willen vermijden. Mijn hart zit vol goede bedoelingen, maar aan m'n beide handen kleeft het onrecht. Hoewel de meesten van ons kunnen zien, tasten we in het duister, wij zijn ziende blind. God durven we niet recht in de ogen te zien, we kruipen als de eerste mensen weg in het struikgewas van het leven. Wij verbergen ons tussen de distels en doornen van ons bestaan. Daarom houden wij in deze Vastentijd ook een boeteviering, waarin wij horen dat God ons mateloos vergeeft. Maar zetten wij die vergeving ook aan elkaar door? Als we elkaar niet vergeven, dan groeit onze wereld verder dicht met distels en doornen. Als wij elkaar niet blijven vergeven, dan komen we terecht in een spiraal van onrecht en geweld. Dan sluiten wij ons op in een eindeloze cirkel, waar je als mensen nauwelijks nog uitkomt.

Weet u wat nu het verschil is tussen 'vergeven en 'niet vergeven'? Het is eigenlijk hetzelfde onderscheid als tussen 'schelden' en 'kwijtschelden'. Niet zoals bij Petrus, met het telraam in de hand, want er zijn tenslotte grenzen! ‘Nee, bij vergeving mag je grenzeloos overdrijven’ zegt Jezus, dan pas vullen onze ogen zich weer met licht en kunnen wij elkaar en God weer recht in de ogen zien. Dan zal het over enkele weken écht Pasen worden, de doortocht naar het Licht.

Ambro Bakker s.m.a.