Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

MET DE TAAL VAN HET HART

de taal van het hart

De evangelielezingen van de laatste vier weken, en ook volgende week zondag, gaan telkens over hetzelfde. Jezus zegt: ‘Ik ben het brood. Ik ben het leven. Ik ben het vlees. Ik kom van de Vader. Geloof me toch. Ik heb de Vader gezien. Ik werd door de Vader gezonden. Eet van dit vlees, drink van dit bloed. Als je mijn vlees eet zul je leven, als je mijn bloed niet drinkt dan is er geen leven in je’.

Een serie lange herhalingen die je op den duur te veel kan worden. Het is een bijna eindeloze, geheimzinnige, en moeizame discussie. Jezus insisteert, herhaalt, maar er wordt niet naar Hem ge­luisterd. Het is een soort discussie die we allemaal kennen, meegemaakt hebben en nog steeds meemaken.

Daar staat je zoon voor je. Hij rookt geen sigaretten, maar iets heel anders. Hij snuift geen tabak, maar iets dat veel gevaarlijker is. Je praat tegen hem. Je praat en je praat. Je zou hem zo graag inprenten wat je van dit alles weet. Je zou hem graag overtuigen hoe gevaarlijk het is. Dat je dit uit ervaring weet. Maar hij blijft voor je staan. Het is alsof je geen contact met hem hebt. Wat je zegt dringt eenvoudigweg niet tot hem door. Hij blijft je maar zwijgend aankijken. En je zegt (of denkt): ‘Zou ik nu maar eens in je hoofd en in je hart kunnen kruipen. En kon jij maar eens door mijn ogen kijken!’

Of je staat voor je dochter, die prachtdochter, die 's-morgensvroeg van disco's en je weet niet van waar komt. Die omgaat met allerlei mensen die jij niet kent. Mensen waar je, als je helemaal eerlijk bent, zélf eigenlijk bang van bent. En je praat en je praat. Je huilt en je smeekt. Je doet een beroep op al je ervaringen, je valt praktisch op je knieën en je zegt: ‘Als je nu maar een wist wat ik weet. Als ik je maar eens kon laten ondervinden, wat ik ondervond. Als ik je nu maar eens de teleurstellingen zou kunnen voelen die ik voelde. Als je nu maar eens de bitterheid gedronken had, die ik gedronken heb’.

Of je ligt naast je geliefde. Je hebt een gevoelig meningsverschil. Voor jou is het heel belangrijk. Hij ziet dat niet, zij begrijpt hem niet. Je neemt haar handen in die van jou, je kust zijn ogen. Je strijkt hem over zijn rug, je legt je hoofd in zijn schoot en je zegt: ‘Als ik maar één minuut jou zou kunnen zijn. Als ik maar één minuut jouw handen zou hebben, jouw ogen, jouw oren. Kon ik maar één moment jouw vlees zijn en jij het mijne!’ Maar zo is het niet. Je kunt soms dertig, veertig jaar met elkaar omgaan en toch opeens voelen dat je de ander niet écht kunt bereiken. Het lijkt wel de man of de vrouw van een ánder. Je dochter, je zoon, je kent ze vanbinnen en vanbuiten. Maar soms lijken het wel kinderen van een ander! Je eigen vrienden en vriendinnen zijn soms volslagen onbekenden voor je.

Datzelfde heeft ook Maria ervaren. Een Zoon in je schoot. Je kent hem vanbinnen en van buiten. Tenminste, je dacht dat je Hem kende, maar twaalf jaar oud ging Hij al zijn eigen weg. Je was op een bruiloft en zei: ‘de wijn is op’. Maria, je dacht dat je Hem kende, maar Hij zei: ‘Vrouw, is dat uw zaak?’ Maria, je dacht dat je Hem kende, maar op het kruis zei je eigen Zoon tot Johannes: ‘Zoon, zie daar je moeder, moeder, zie daar uw zoon. Het is volbracht.’ Maria, je dacht dat je Hem kende. Wat had je graag één moment in zijn huid willen kruipen om te zien wat Hij zag en om de stem te horen die Hij hoorde!

Maar niet alleen Maria, ook Jezus heeft dat ervaren. Drie jaar lang had Hij zijn leven en zijn idealen gedeeld met zijn vrienden. Er was vertrouwen gegroeid. Petrus wilde zelfs naar zijn zwaard grijpen. Jezus, Je stond als versteend. Begrepen ze dan nóg niet dat, als je het zwaard gebruikt, je door het zwaard omkomt?

Jezus, je hebt hen voorgeleefd hoe de Vader is. Alleen de liefde, elkaar vergevend, eenvoudig, elkaar opbouwend, altijd bereid tot dialoog, godvrezend en 't menselijk leven respecterend, vormen de bouwstenen voor een andere wereld. Jezus, Je wist wat er zou gebeuren, als de mensen niet naar je zouden luisteren. Je hebt gesmeekt: ‘Luister toch naar wat Ik zeg. Ik weet wat er aan de hand is. Ik weet dat van mijn Vader die in de hemel is. Luister in Godsnaam toch naar me. Probeer de dingen aan te voelen, zoals ik dat doe. Ik kom van God. Eet 't brood dat ik eet. Drink wat ik drink. Eet mijn vlees, drink mijn bloed, kruip in mij en je zult begrijpen waar Ik met jullie heen wil’.

Jezus smeekte om begrip. Hij vroeg zijn tijdgenoten om een andere manier van leven. Hij vraagt ons vandaag nog steeds om begrip. Hij vraagt het niet alleen, Hij smeekt ons erom. We weten van de evangelist Johannes hoe Hij dat toen deed. Jezus, we weten ook hoe Je dat vandaag zou doen. In een wereld waarin miljoenen mensen doodhongeren en elkaar naar het leven staan.

Tegenover Hem staan zijn leerlingen. Begrijpen ze het dan écht niet? Wat Jezus zegt dringt eenvoudigweg niet bij hen door. We blijven je maar zwijgend aankijken als de eerste leerlingen. Het is alsof elk contact ontbreekt. Jij, Jezus, zegt: ‘Kon ik maar ín jullie, in jullie hoofd en in jullie harten kruipen. Konden jullie de wereld maar eens zien door Mijn ogen en konden jullie maar een luisteren met Mijn oren! Wisten jullie maar wat Ik weet’. En je praat en je praat. Je huilt en je smeekt. En ik hoor Jezus zeggen en denken: hadden jullie maar eens de bitterheid gedronken die ik heb gedronken.

Jezus smeekt en vraagt ons te zijn zoals Hij, om wereld en de mensen om ons heen te zien door Zíjn ogen, om de klachten uit onze wereld te horen met Zíjn oren. Hij vraagt ons dat Hij ín ons op mag gaan. Dat wij Hem eten en drinken. De taal van liefde die zich gefrustreerd en bedreigd voelt. Een taal die ons in ons dagelijks leven als overdreven overkomt. Een taal die wel allemaal kennen en spreken als we emotioneel vastlopen op elkaar, zoals Hij dat deed met ons. Spreek met elkaar, maar dan vooral vanuit je hart,

© Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland