Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

HET LEGE GRAF

Het lege graf

Pasen is eigenlijk een onmogelijk feest. Een jonge man, net in de dertig: is de dood ingejaagd, kapotgemaakt, kleingekregen, diep in de aarde weggestopt als een bange herinnering. 'n Mens sterft en valt terug naar de aarde. Maar het leven gaat door, terwijl hét leven hing te sterven. De keizer van Rome heft zijn glas, terwijl in een uithoek van zijn wereldrijk de Messias wordt geliquideerd. Als we over de dood van Jezus praten, dan lijkt het alsof we afdalen in de schemerige grafkelders van een middeleeuwse kathedraal. Boven de gewijde ruimte van God, daaronder de grafkelders met de geur en de duisternis van de dood.

Jezus is de dood niet uit de weg gegaan. Juist omdat Hij hartstochtelijk van het leven hield, stevende Hij recht op de dood af. Diep bewogen staat Hij bij het graf van zijn vriend Lazarus. Huilend staat Hij op de heuvel, als Hij nadenkt waar de toekomst van Jeruzalem op uit zal lopen. Niemand zal weten wat er aan ontroering door zijn hart is gegaan, toen Hij het handje van het dochtertje van Jaïrus in zijn grote mensenhanden nam. En wat is het handje koud en kil, ook al zeggen de mensen: ‘wat ligt dat kind er mooi bij’.

Jezus zag door de vitrages van dat medelijden heen. Hij zag dat de dood ook aanwezig was in de levenden die om de dood heen stonden. Jezus wilde geen camouflage als de tornado van de dood door een mensen leven heentrekt. Golgotha confronteert ons met onze eigen dood. Zelf worden wij lijken: ieder van ons. Wij moeten weten dat, wanneer ons eigen uur aanbreekt, dat 't kruis van Jezus dan onze enige redding is. Laten we ophouden tot elkaar te zeggen: ‘wat ligt-ie er mooi en vredig bij’. Daar ligt de kracht van onze troost niet, want een lijk is een afschuwelijk iets. Mensen die je bemind hebt kun je niet meer aanraken. Maar mensen zijn toch geboren: met handen om elkaar te beminnen, met ogen om naar elkaar om te zien, met monden om met elkaar te praten, met oren om naar elkaar te luisteren, met voeten om elkaar te begeleiden op onze levensweg? Niet dat iemand er mooi bij ligt is onze troost, maar alleen de woorden van de gekruisigde zelf die spreekt over de stervende graankorrel die eerst voor lijk de grond in moet om tot leven te komen.

Jezus gebruikt zelf het beeld van de stervende graankorrel. Dat is ook het testament dat Hij ons heeft nagelaten: de stralende hoop, de blijde verwachting die heen breekt door alle droefheid. In de aarde vallen en sterven, het gaat over jaren, maar de vruchten zullen er zijn! Hard en onmogelijk vallen die woorden op ons hoofd, dat vol gedachten en hersens zit, en niet begrijpt. ‘Hij is verrezen’, - een woord als een zee, je kunt er niet op lopen, niet op bouwen, het glipt als water tussen je vingers door.

‘Hij is verrezen’, - een woord als een berg: je kunt er niet overheen kijken, je weet niet wat er achter ligt, wat het betekent: is Hij soms hier, een lichaam met ogen die zien, met kleren aan zoals wij? En hoe dan? Maria van Magdala ervaart hem aan den lijve. ‘Hij is niet hier, Hij is verrezen’; zonder vreugde en vervoering staat dat geschreven. Het lijkt wel alsof dat volkomen normaal is. Jezus heeft zijn doodskleed netjes opgevouwen en is al weer op weg naar Galilea. De boodschap van Pasen is: zoek de levende niet bij de doden. Kijk om je heen en je ziet nu al mensen opstaan aan God en aan elkaar.

© Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
Locatie: H.Augustinus