Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

GEBOREN UIT WATER EN DE HEILIGE GEEST

In deze paasnacht bieden we tegenspel aan de krachten van de duisternis. We bieden tegenspel met wat sobere tekens van water en licht en een handjevol verhalen. Op zich lijkt dat niet veel, maar we moeten ons niet verkijken, want elk verhaal dat in de paasnacht wordt voorgelezen, voert ons weg uit het dal van de dood en trekt ons mee naar leven en licht. Natuurlijk, de aarde is geen paradijs. Nog steeds leven wij als in den beginne. Want nog steeds is de aarde woest en verlaten. Nog steeds jaagt een hevige wind de wateren tot ongekende hoogte.

Het lijkt wel alsof de verwoestijning in de grote wereld, maar ook in onze eigen samenleving, steeds meer toeneemt. Vele donkere plekken op deze aarde, en in ons eigen leven. Overal, ook nu in onze eigen samenleving, vele mensen die door geweld om het leven worden gebracht. Waar gaat het met onze wereld naar toe? Het antwoord vinden we in deze pasnacht. Want vannacht, in de duisternis, wordt ons een groots visioen voorgehouden. Ook de woestijn, waarin we nu leven, zal opnieuw in bloei raken en vol op vruchten dragen: Vruchten van liefde, vriendschap, warmhartigheid, mededogen, naas­tenliefde. Vannacht horen we een hemels visioen: zo kán de wereld eruitzien als we dat zouden willen. Want één ding weet ik zeker: God heeft nog steeds niet genoeg van onze wereld. Want ieder moment geeft Hij opnieuw het leven aan een nieuwe generatie. Overal ter wereld, ook in bedreigde gebieden, worden nog steeds kinderen geboren, soms tegen alle verdrukking en duisternis in. Dat is Gods antwoord op een wereld die af en toe flink aan het verschralen is.

Gijs

Zo vieren wij ook hier in onze Augustinus vannacht Gods antwoord op de bedreigingen op zovele plekken in de wereld. Zijn antwoord: de geboorte van een nieuw mensenkind. Hij heet: Gijs, Bernardus Nicolaas en hij werd geboren op 1 oktober vorig jaar. Een mensenkind komt ter wereld en huilt. Het zal je ook maar gebeuren: om in een fractie van enkele minuten te moeten verhuizen uit de warmte en de geborgenheid van de moederschoot naar een harde, rumoerige wereld, naar handen die je manipuleren en brengen waar je niet heen wilt. Uit de duisternis, uit de beschuttende donkerte, naar het licht; uit de stilte naar het lawaai. Geen wonder dat het je niet zint en dat bij de geboorte een kind al zijn eerste schreeuw laat horen!

Geboren worden, gedoopt worden, waarom weet ik er eigenlijk niets van? Waarom kan ik alleen maar van anderen horen wat er gebeurd is, toen, op dat eerste beslissende mo­ment van mijn leven? Niets herinner je je van je belangrijkste ogenblik. Waarom mocht ik dat niet weten, niet voelen, ervaren? Waarom ben ik er niet bij geweest? Geboren worden is een blinde vlek in ons geheugen. Het grootste, meest ingrijpende ogenblik van je leven, daar weet je niets van! Je hebt het alleen maar van horen zeggen. En toch, zegt een Chinees spreekwoord: als een kind geboren wordt, staat de wereld op zijn kop. Alles staat op zijn kop. Ondersteboven komt hij de wereld binnen, hij duikt erin, kopje onder, letterlijk, en hij wordt opgevangen door ouders die hem graag willen hebben, met open handen. Hebben wij nog een toekomst? Vannacht komt Gods antwoord. Hij komt met een geschenk dat van heel ver komt...

Primitieve volkeren, die nog niet zoveel van biologie wisten als wij, hebben altijd gedacht dat de mens zwemmend ter wereld komt, zwemmend en varend. Hij wordt geboren uit water. Want zij zagen altijd eerst het vruchtwater stromen, de schaal die brak, de stroom die losbarstte, en daarna, daarin, de nieuwe mens. Allerlei culturen hebben aangevoeld dat water de bron van leven is, ook van de mens. De mens die geboren wordt, is een duiker: uit de diepte van de zee komt hij proestend en druipend aan het licht, nat van vocht, als een zwemmer die overeind komt uit de oceaan. Hij schudt het water af, het water van de capsule waarin hij negen maanden geleefd heeft, en druipnat betreedt hij het strand van ons menselijk bestaan.

Geboren worden en water horen bij elkaar. Op allerlei manieren. Ons woord geboren worden komt van baren. En misschien - je weet het maar nooit - hangt dat woord samen met het Hebreeuwse woord ‘bara’, dat scheppen betekent. Dat woord vinden we al terug op de eerste bladzijde van de schrift. In het begin schiep God hemel en aarde, baarde God hemel en aarde. Geboren worden, baren, scheppen, water, ze horen bij elkaar. En niet voor niets hebben allerlei volkeren, het Joodse volk incluis, de geboorte van een nieuw mensenkind gevierd met water. Na de geboorte wordt het spel opnieuw gespeeld. Weer die waterzee in, die bron, die levensfontein. En we tillen het kind weer uit het water, ontvangen het opnieuw, zelf, met heel ons hebben en houwen. Ik denk dat dopen zó ontstaan is. Opnieuw geboren laten worden, maar nu willens en wetens. Weer kopje onder, weer die moederschoot in, erin en eruit, badend en proestend en schreeuwend en kleddernat het nieuwe leven binnengetrokken worden. Mensen uit de rivier de Nijl trekken en zeggen: kom maar, ik neem je aan, met huid en haar.

Bij uitstek is de paasnacht de nacht waarin mensen opnieuw geboren mogen worden uit water en geest. De eerste geboorte is van de ouders alleen. Het is hun uur en hun geheim. Maar de tweede geboorte is van ons allemaal. Wij roepen hem toe: Gijs, je hoort er nu helemaal bij, sluit je maar bij ons aan. En na de doop trekken we met het pasgewijde water de kerk rond, want deze Paasnacht herinnert ieder van ons aan zijn of haar wedergeboorte. Met de opdracht om elkaar te dragen in onze schoot, we breken vannacht elkaar opnieuw open, we leven van elkaar.

Een kind hebben, zelf een kind verwekken. Je zegt daarmee meer dan je kunt verantwoorden. Ontvangen en liefgekregen. Kinderen die we hebben gekregen om niet alleen te blijven, om niet eenzaam oud te worden (of toch?), die wij mogen vergezellen, een eindweegs. Die onze broers en zusjes zijn, onze naaste vreemdelingen. Die, als zij volwassen geworden zijn, óns zullen vergezellen, herkennen, bevoogden, bemoederen, of niet willen kennen. Nu nog klein en pasgeboren, maar eens zullen ze hun ouders vragen stellen. Geen andere vragen dan bijna ieder ander mens die wordt geboren. Waarom geldt hier op aarde 't recht van de sterkste? En is er een begaanbare weg in deze wereld die niet doodloopt op geweld? Is er een weg dwars door de dood heen?

Maar de weg door het leven zou te lang zijn en te zwaar, als we niet zouden mogen leven van dromen en visioenen, van beloften en liederen, van wonderen overal die ongelooflijk te geloven zijn. De weg zou te lang zijn, te zwaar en te onzeker, als we niet zouden mogen leven van een Geest die zweeft over de wateren, en die eeuwiger waait dan die paar jaren dat wij deze wereld bewonen. Een Geest die zweeft over de wateren en die het langer uithoudt dan de strompelende kracht van onze eigen voeten.

Ergens is er een begin van geloof zijn en groeit de hoop dat alles vrucht zal dragen, zelf wat zinloos lijkt als dood en ondergang. Het groeit waar mensen gelouterd zijn, de pijn voorbij, tranen gedroogd, de moed hervonden. De hoop groeit waar mensen elkaar verhalen vertellen, ter herinnering, ter bemoediging. Weet je nog dat Hij zelf door het water van de Jordaan is heengegaan? Dat Hij zelfs de doodswateren niet heeft geschuwd toen Op Goede Vrijdag werd Hij, slechts 33 jaar jong, aan het kruis geslagen. Water stroomde op Golgotha uit zijn zijde, bloed en zweet stonden in druppels op zijn voorhoofd. Maar Hij heeft de oude sterfelijke mens afgelegd en is opnieuw bij de Vader geboren. Het verrijzenisverhaal, het verhaal van het levende water, de nieuwe geboorte gaat vannacht vooral over Jezus. Maar niet minder over ons! Opnieuw krijgen wij te horen: mens, je bent een onvervangbaar wezen, ook jij kunt het winnen van de dood!

Zo wordt de dood geen springplank naar duistere diepte van verlorenheid, maar een oprit naar het nieuwe leven. Wie gelooft in het wonder van Pasen, wandelt vannacht met Gijs die nu zal worden gedoopt het nieuwe leven binnen. In zijn naam mogen wij het vannacht weer verkondigen: weest niet bang, want als je struikelt, zelfs struikelt over de dood, is het de Heer die ons vanuit het vruchtwater met liefdevolle armen op zal vangen. Het leven zal dan op zijn kop staan, maar God zal je opvangen met open handen. Dan schudt je het water af, het water van de capsule waarin je een aantal jaren in dit leven mocht verblijven, en druipnat betreed je dan definitief het strand van zijn goddelijk bestaan.

© Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
Locatie: H.Augustinus