Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

JE OVER DE STREEP LATEN TREKKEN

Emmaüsgangers Emmaüsgangers zijn er en Jeruzalem­gangers. In de stad Emmaüs is een groot garnizoen van de vijand gelegen - een Romeins legerkamp, - een sterk Romeins bolwerk. Jeruzalem is de stad van de vrede. Dat betekent die naam ook: Jeru-sjaloom. De gang van de leerlingen naar Emmaüs - dat weten bijbelgeleerden haarfijn uit te leggen - is de weg van de volledige capitulatie. Het is het beeld van de Nederlandse soldaat die met een witte vlag op de Maasbrug op weg is naar de Duitse bezetter. ‘Naar Emmaüs gaan’ betekent het einde van alle dromen rond vrede en vrijheid. Vandaag hoorden wij dat enkele leerlingen van Jezus capituleren voor de dood!

Heeft de dood dan tóch het laatste woord? Twee leerlingen van Jezus trekken weg van Jeruzalem - stad van vrede - naar Emmaüs - stad van capitulatie. Drie jaar lang hadden ze Jezus gevolgd. Al hun hoop hadden ze op Hem gevestigd. Vlak na zijn dood hadden ze nog gehoopt dat Hij - desnoods door een ordinair wonder - nog vrij zou komen. Maar niets van dat alles. Met eigen ogen hadden ze gezien hoe Jezus stierf aan het kruis en was neergelegd in het graf van Jozef van Arimatéa, in het graf van voorbij, het graf van definitief ‘zand er over!’ Met de steen die het graf van Jezus afsloot was er een zware steen neergelegd over hun idealen. Voorgoed begraven. Finito! Hun idealen lagen aan scherven. Diep teleurgesteld keerden ze de stad van vrede, Jeruzalem, de rug toe en gingen weer terug naar de slavernij van de dood, terug naar Emmaüs.

Dan vertelt het verhaal van de wonderlijke ontmoeting van die twee met Jezus. Het moet Westerse mensen van de 21e eeuw wel vreemd in de oren klinken, dat Jezus na zijn dood zo lijfelijk aan zijn leerlingen verschijnt. Vorige week nog lazen we het verhaal van Tomas, nu het verhaal van de Emmaüsgangers. ‘Ik ben het, Jezus. Betast me maar helemaal. Raak me maar helemaal aan. Je hebt niet met een geest te maken. Ik ben geen spook, geen tovenaar. Je hebt niet met een schim te doen, want een schim heeft geen lichaam en eet niet.’

Zo benadrukt Jezus de verrijzenis van het lichaam. Heel de mens in nieuw. De apostelen moeten hun ogen geloven. Ze kunnen niet anders, want het gebeurt onder hun ogen. Maar Jezus doet meer! Hij wijst hen op de Heilige Geschriften, op Wet en Profeten, en op de Psalmen. Daarin staat het verhaal van de Levende beschreven. Daarin kun je lezen dat ‘In Jeruzalem alles aan de Mensenzoon zal gebeuren wat door de profeten is voorspeld: Hij zal worden overgeleverd, bespot, mishandeld en bespuwd. Ze zullen Hem geselen en ter dood brengen en op de derde dag zal Hij verrijzen.’ (Lucas 18:31-33)

Steeds die eenheid van lijden, sterven en verrijzen. Maar hun oren zitten dicht. Ze kunnen het niet opvangen. Er zitten teveel stoorzenders doorheen. Jezus maakt hun oren weer open. Dan komen hun tongen los. Overal vertellen ze het verhaal van de Levende, tot ieder die het maar horen wil. Want zo zijn wij: waar ons hart vol van is, daar loopt onze mond van over! Er zijn Jeruzalemgangers en Emmaüsgangers Emmaüsgangers gaan weg van de heilige stad. Voor hen is Jezus een vreemdeling geworden, iemand met wie zij zich niet verbonden voelden. Hun ogen blijven gesloten voor datgene wat intussen in Jeruzalem aan het gebeuren is. Terwijl zij nog treuren, barsten daar de eerste getuigenissen los: Hij is niet dood, Hij leeft!

Jeruzalem, Jeru-sjaloom, is de stad van vrede. Daar moeten we zijn. In de vrede van Christus. Wanneer Jezus op de eerste paasdag aan zijn leerlingen verschijnt, wenst Hij hun die vrede toe. De inhoud van die vrede is: verzoen je met God, met elkaar, met jezelf. Een wens tot vrede die Jezus vergezeld heeft van geboorte tot dood - nee, van geboorte tot wedergeboorte in de verrijzenis - Die vrede werd aangekondigd in Bethlehem bij zijn geboorte: ‘vrede op aarde aan de mensen van goede wil.’ Die vrede wenste Jezus toe aan iedereen die Hij tegenkwam. ‘Ga in vrede’ zei Hij tegen de blinde. "Ga in vrede" zei Hij tegen de zondares. ‘Mijn vrede geef ik u’ zei Hij tegen zijn vrienden bij z’n afscheidsmaal op Witte Donderdag. En ook als Hij op Paasmorgen aan zijn vrienden verschijnt zijn, zijn eerste woorden ‘vrede zei u’.

Natuurlijk kun je je hopeloos voelen op de puinhopen van Goede Vrijdag. Dat kan verlam­mend werken: overgegeven zijn aan wanhoop, twijfel, moedeloosheid. Maar Jezus wil ons over de streep trekken, zoals Hij dat gedaan heeft met zoveel mensen: met Zacheüs, met Maria van Magdala, met Petrus, met Thomas. Zelfs Judas had Hij over de streep willen trekken. Ook óns wil Hij over de streep trekken. Over de streep die loopt tussen Emmaüs en Jeruzalem. Het is de streep die getrokken is tussen liefde en haat, tussen vriendschap en vijandschap, tussen oorlog en vrede, tussen wanhoop en toekomstdromen. Kom over de streep, kom over de brug. Laat die lege kille afgrond van Goede Vrijdag maar voor wat hij is.

‘Ik sta op de uitkijk naar het leven van het komend rijk’ zingen we in de geloofsbelijdenis. En ‘op de uitkijk staan’ doe je naar iets goeds. Halsreikend uitkijken naar de verrijzenis van onze lieve doden. Zo is het verhaal rond Jezus het verhaal van de ‘Levende’ geworden. Op weg gaan naar Jeruzalem betekent: je blik op oneindig en een rotsvast vertrouwen. Het betekent dat je mens wilt wórden zoals Jezus. En mens worden is ‘doen als God’: niet meer in de ruimte praten, maar je woord geven aan iemand die met je meeloopt, ook als hij de verkeerde kant uitloopt - richting Emmaüs! Geloven is: met de ander mee durven lopen. En zult herkend worden in het breken van het brood. Dan gaan de deuren in je leven wijd open, dan is het mogelijk dat zelfs ‘mensen-in-de-put’ weer mensen ‘bij-de-bron’ kunnen worden. Put-mensen horen in Emmaüs thuis, Bron-mensen vinden hun heil in de stad van de vrede, Gods eigen vrede: Jeru-sjaloom!


© Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
locatie H.Augustinus