De titel van de overweging
De evangelist Marcus begint met de eerste woorden van zijn Evangelie. Hij beschrijft dat met: ‘Begin van de blijde boodschap van Jezus Christus de Zoon van God, zoals er geschreven staat bij de profeet Jesaja, zie ik zend mijn bode voor u uit, die voor u de weg zal banen, een stem van iemand die roept in de woestijn: bereidt de weg van de Heer’.
Marcus zegt: Johannes is ook een heel bijzonder mens die voor Jezus een weg zal banen in de woestijn van het leven. In de woeste woestijn trekt Johannes zijn kleren uit en vervangt die door een vacht van kameelhaar. Wat bezielt een mens, wanneer hij de goede Joodse keuken inruilt voor een geïmproviseerde maaltijd van wat sprinkhanen en wilde honing? Wat bezielt een mens, wanneer hij het onberekenbare hemeldak verkiest boven de beschutting van een veilig dak en een verwarmde woning? Johannes is iemand die ons de woestijn inroept. De woestijn is een plek waar je teruggeworpen wordt op je naakte bestaan. De woestijn is een plaats van zuivering, van loutering, van boete doen. De plek die ons losmaakt van de waan van alle dag, die ons los maakt van al onze futiliteiten.
Maar in de woestijn kunnen grauwsluiers worden weggetrokken en wordt de wereld weer wat helderder. Dan kunnen we te horen krijgen waar het allemaal om een draait. Om een pasgeboren Kind dat vrede en veiligheid belooft. Johannes zegt: ‘ik baan de Heer een weg in de woestijn’ Wegen banen in een wereld die telkens in een woestijn dreigt te veranderen. Wegen bouwen naar elkaar en zorgen dat de weg tussen ons en God niet geblokkeerd raakt, want er zijn heel wat blokkades, ook vooral in de wereld, waarin we nu leven.
Ook in onze tijd zijn er veel blokkades van oorlog, van hongersnood. Talloze blokkades in onze wereld van wantrouw en liefdeloosheid. Zorg daarom ervoor dat ook onze wegen weer begaanbaar worden: wegen naar jezelf, wegen naar de mensen om je heen en tenslotte de weg naar God. Want zélf zijn we er vaak de oorzaak van dat ook onze wegen verstopt zitten. Hoe begaanbaar is bijv. onze weg (ook naar de Derde en Vierde Wereld)
Johannes de Doper is een voorloper en wegbereider, een voorganger en een gangmaker. Hij maakt in ons een nieuw begin en doet dat opvallend. Hij valt op zowel bij de gewone man en vrouw in de straat als bij de hoogste leiders van het volk. Het zou erg zijn, mochten we in de Advent niets begrijpen van de specifieke boodschap over een weg die dringend nog aangelegd moet worden, een weg die opnieuw gebaand moet worden door de woestijn van onze leegte. Het gaat dan niet om een weg van beton waarop auto ’s voorbijrazen, maar om een weg naar verlossing van het volk Israël. Wegen van bevrijding uit ongerechtigheid en nood moeten steeds opnieuw worden aangelegd en bewandeld.
Deze wegen worden tegelijkertijd wegen van ontmoeting met God en een ontmoeting tussen ons onderling. Vandaag gaat het zelfs om een heel bijzonder weg, we kijken nu al vooruit naar het Kerstfeest. We verlangen naar de komst van de Heer, naar Jezus. Het zou erg zijn, mochten we in de Advent niets begrijpen van de specifieke boodschap over een weg die dringend ons aangelegd moet worden door de woestijn en onze leegte. We kijken vooruit naar Kerstmis, wij verlangen naar de komst van de Heer, ofschoon we weten dat die komst al elk jaar geweest is, maar durven we er in 2024 opnieuw naar toe groeien?
We kijken immers ook naar onze toekomst, vol hoop en verwachting naar de nieuwe komt van Jezus van Nazareth. Het is allemaal al heel lang geleden voorbereid en voorspeld, zoals we in de eerste lezing horen. Op deze tweede Adventszondag lezen we daar de proloog van het tweede boek Jesaja. In allerlei bewoordingen wordt de aankondiging van de redding uit de ballingschap voorbereid.
Het wachten, waakzaam zijn en verwachten zoals we dat de vorige zondag lazen, worden vervuld. God wil zijn volk troosten en steekt het een hart onder de riem. Hij spoort het volk echter ook aan tot handelen. Het volk zal zich een weg moeten banen door de woestijn van het leven. Dat is de enge moeilijkheid om uit de ballingschap naar huis te keren. God biedt zichzelf aan als een herder die zijn volk op deze weg wil begeleiden.
En op wie wachten we volgens Jesaja? Het is de grote Heer, die aanwezig is op God tussen de mensen. Hoe wachten we dan: door met de profeet de Blijde Boodschap van de komst van de Heer te verkondigen en tevens door een weg voor God te banen. De Heer die komt is dezelfde die Israël heeft gestraft. Het is de Heer, die zich heeft ‘bekeerd’ en zijn afkeer in ‘toekeer’ veranderd. Daardoor wordt de ommekeer van het volk mogelijk en daardoor ook weer zijn terugkeer. De Heer is groot, maar Hij is ook de Heer die zijn kudde weidt.
Wij zelf moeten proberen de juiste weg te banen, opdat God het langs die weg kan leiden. Zo sprak de profeet Jesaja al eeuwen geleden in de proloog. Het is de duidelijke koppeling naar het evangelie, dat in aanhef luidt: ‘Begin van de Blijde Boodschap…’ En dezelfde woorden komen ook bij óns terecht. Ook wij krijgen te horen: ‘verlaat al onze plastic dwaalwegen van de consumptiemaatschappij en begin maar opnieuw te bouwen, want uw Koning is in aantocht!
Verlaat je vierbaanswegen vol luxe en optimale koopkracht en keer weer terug en bekeer je tot de Weg van God. Zo werden de eerste Christenen ook genoemd: ‘wij zijn mensen van de weg’. Gemakkelijk is dat niet Maar we weten dat wegenarbeid zware arbeid is. Daarom klinkt in deze Adventstijd slogans als: ‘Sta eens stil bij het werk aan jouw levensweg! ‘Het verhaal van Johannes en het verhaal van Jesaja mag daarmee ook ons eigen levensverhaal zijn. Dat is de betekenis van de voorbereidingstijd, die we Advent noemen. Wij willen nieuwe en niet geblokkeerde wegen, naar God en naar elkaar, en niet geblokkeerde wegen naar ons eigen hart. Zo kunnen oude dromen waar worden en is er nog steeds hoop voor die eeuwenoude Tronk van Jesse.
Vier weken van voorbereiding op het zoveelste Kerstfeest dat wij vieren. We zullen die weken in de Advent hard nodig hebben. Het woord ‘Advent’ komt van het Latijnse ‘Adventus Domini’. Dat betekent: ‘de komst van de Heer’. Misschien worden we daar tegenwoordig niet warm of koud van. Want wat moet je je daarbij voorstellen: ‘de komst van de Heer?’ Wat heeft dat nou met mijn leven te maken? De Heilige Schrift heeft het vaak over ‘de komst van de Heer’. De ene keer als belofte, de andere keer als dreiging.
Maar altijd ligt er dezelfde vraag onder: wat maak je van je eigen leven? Waar liggen jouw en onze verwachtingen? Vandaag hebben deze woorden nog lang niet aan kracht ingeboet. Daarom: verlaat je vierbaanswegen vol luxe en optimale koopkracht. Keer weer terug naar de weg van God, en sta weer eens stil bij het werk aan de weg! Maar plaats die borden dan wel bij de enige wegen waar het wérkelijk op aan komt: nieuwe wegen die wij mogen bouwen, naar God en naar elkaar. Een nieuwe weg, die we in de Adventstijd, mogen bouwen naar de diepste diepte ons eigen hart. Het zijn wegen die voortkomen uit de oude afgeschreven Tronk van Jesse.
Het zijn de wegen waarop dan de arbeiders niet meer meehuilen met de wolven. Het is de weg van elkaar van dienst willen zijn, zonder direct over geld te praten. Het is de weg waarop ouders en kinderen elkaar opnieuw bij de arm nemen en elkaar respecteren. Nog steeds maken we verkeerde keuzes als het gaat om de keuze tussen de smalle weg van God en de doodlopende menselijke wegen van macht en succes. Sint Jan de Doper en de profeet Jesaja wisten hoe ziek de wereld is en was. Maar zij vechten niet voor eigen gelijk. Ze schelden niet, ze komen niet met verwijten, maar zij ontsteken licht in diepe duisternis en ze wijzen op Hem die komen moet: de Messias!
Dat is de betekenis van de voorbereidingstijd, die we Advent noemen. Nieuwe niet geblokkeerde wegen naar God, nieuwe, niet geblokkeerde wegen naar elkaar, nieuwe, en niet geblokkeerde wegen naar ons eigen hart. Dan kunnen wij onze oude dromen weer waar worden en is er, met vallen en opstaan, nog steeds hoop voor de eeuwenoude Tronk van Jesse.
Ambro Bakker s.m.a.
Zusters van Amersfoort