St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

De titel van de overweging

Kasteel ten tijde van koning Edwin

Met eerbied gedenken wij de doden, vooral hen die sinds Allerzielen vorig jaar van ons zijn heengegaan. Wij noemen de namen van hen die ons ontvallen zijn: wij willen hun licht brandend houden in ons midden: Het verhaal speelt zich af in het jaar 620. Paus Gregorius de Grote stuurde Benedictijnse monniken vanuit Rome naar Engeland om daar het Evangelie te verkondigen. Één van de monniken, Paulinus genaamd, was zelfs doorgedrongen tot in het verre Northumberland. Daar was in die tijd een koning die Edwin heette. Deze koning toonde zich erg voorzichtig tegenover de nieuwe leer. Hij riep een aantal wijze mannen bij elkaar en vroeg hem om raad. Zou hij deze nieuwe godsdienst toestaan of verbieden?

Één van de wijzen gaf het volgende advies:
“Koning, als u met uw vazallen en graven 's winters rond het warme haardvuur zit, terwijl buiten de storm giert, de sneeuw eindeloos valt in de donkere nacht of de regen striemt in een snerpende kou, dan gebeurt het dat een klein vogeltje de warme zaal invliegt. Door een raam vliegt hij naar binnen, geniet enkele ogenblikken van de warmte van de zaal om daarna via het andere raam weer de koude nacht in te gaan, terug naar de duis­ternis van zijn bestaan. Zo is het ook met een mensenleven. Wij weten niet uit welke duisternis de mens geboren wordt en naar welke duisternis hij terugkeert. Als de nieuwe leer ons daarover zekerheid kan verschaffen, is het waard om die leer te volgen!”

Wie is die kleine vogel die enkele tientallen jaren over deze wereld rondvliegt, elke dag weer opnieuw haastig op weg van een duister begin naar een duister einde? Elk mens wordt geboren met de slechtste prognose die je je maar kunt voorstellen: alles wat leeft loopt uit op de kilte van de dood.

In de maand november, als de bladeren vallen en de natuur aan het afsterven is, ge­denken wij onze doden. Bij miljarden dwarrelen de bladeren langs de wegen. 's Avonds wordt het mistig, het begint te miezeren. Bomen en struiken worden kaal, de beesten gaan op stal. Wij kleden ons wat warmer aan. In onze huizen gaat de thermostaat wat hoger. We gaan met z'n allen weer de nachtschuit in. Het wordt al vroeg donker. Het is buiten echt "Allerzielenweer". Er hangt een rouwstemming over de natuur en het sluipt de gemoedsrust van mensen binnen. Novembermaand - dodenmaand.

Van lieve mensen hebben wij sinds november vorig jaar afscheid moeten nemen. Van de een na 'n lang ziekbed, van de ander was het niet eens mogelijk om een hand ten afscheid te drukken. Ook in uw eigen omgeving, in uw eigen familie, op uw werk, op school, zijn door de dood mensen weer genadeloos onderuit ge­haald. En de meeste wezenlijke vraag die ons bezighoudt is de vraag: waar zijn die kleine vogels gebleven? Die kleine menselijke vogels die voor ons een vertrouwde naam en een vertrouwd gezicht hebben gekregen? De meeste mensen willen dolgraag leven, ook diegenen die weggegleden zijn in de duisternis van de dood.

Waar zijn ze gebleven, onze lieve doden? De dood van een geliefde betekent het einde van een mens, zoals we hem of haar hebben gekend en bemind. Waar zijn ze gebleven? In de handen van de levende God? Onze menselijke ervaring leert ons dat de dood elke draad naar de toekomst doorsnijdt. Daarom schopt de dood van een geliefd mens je leven danig in de war, is soms het begin van een lange onwezenlijke nachtmerrie. Je voelt je alleen en in de steek gelaten. Je zou het wel willen uitschreeuwen van verdriet. Wanneer komt er nu eens een einde aan die bange droom? Maar wat blijft is een herinnering die vervaagt. Een mens begraven in de donkere aarde, as en stof, weggewaaid op de vleugels van de wind.

Ook Jezus stierf op jonge leeftijd. Drie jaar lang heeft Hij rondgetrokken door Galilea en Samaria richting Jeruzalem. Drie jaar, duizend dagen, het is blijkbaar voldoende om een onuitwisbaar spoor in het leven achter te laten. Ook bij Jezus hing een moeder over het dode lichaam van haar Eniggeboren Zoon. Prijsgegeven aan de donkere aarde. Waar is dat kleine vogeltje naar toe gegaan? Een nuchter Hollands spreekwoord zegt: "dat weten we niet, want niemand is er uit de dood teruggekomen om ons dat te vertellen!" Niemand? Het Evangelie vertelt over eens mens die de dood voorgoed de dood heeft aangedaan. 'n Mens die teruggekeerd is uit het zwarte gat om ons te vertellen wat ons in die duisternis te wachten staat. Wat speelt zich daaraf in dat donkere gat?

We bezoeken spiritistische bijeenkomsten om te achterhalen waar die armzalige vogel naar toe vliegt. We kijken in het zwarte gat, waarin niets, maar dan ook niets te onderscheiden valt. We kunnen als mensen immers niet verder kijken dan onze neuzen en levens lang zijn! Één mens kwam terug om te vertellen wat er met ons mensen gebeurt áchter de horizon. En gemakkelijk praten had hij niet, want Zelf is Hij de menselijke weg gegaan van dood en ondergang. Ook Hij moest over die onmogelijke drempel heen. Met bloed en zweet op zijn voorhoofd heeft Hij gesmeekt: "Vader, indien het mogelijk is, laat dan deze lijdensbeker aan Mij voorbijgaan. Maar, niet Mijn wil, maar de Uwe!"

Gods hemel groeit waar mensen gelouterd zijn, de pijn voorbij, de tranen gedroogd, de moed hervonden. Het groeit waar mensen elkaar verhalen vertellen, ter herinnering, ter bemoediging: "Weet je nog wat ze zei? Weet je nog wat hij deed?" Zoals het Hem vergaan is, zo zal het ons vergaan. Eens zal ook onze naam genoemd worden op Allerzielen. Graankorrel, terechtgekomen in de donkere aarde, in afwachting van de jongste dag. Te mooi om waar te zijn? Toch heeft Jezus het over een leven dat niet uitloopt op de koude winter, maar op een warme zomer.

Zittend op de puinhopen van ons leven, kunnen we misschien, op de beste momenten van ons leven, meebidden met psalm 23:

“Mijn Herder is de Heer.
Het zal mij nooit aan iets ontbreken.
Al moet ik het duister in van de dood,
U bent toch bij me?
Onder uw hoede durf ik het aan.”

Ambro Bakker s.m.a.