De titel van de overweging

In ons land wordt ieder jaar in september de vredesweek georganiseerd. Dit jaar is het thema ‘Generaties voor vrede’. Het ideaal van vrede is in de Nederlandse samenleving voor veel mensen, jong en oud, ver weg en abstract. De media zijn vol van beelden van geweld en onrecht. Want, hoezo vrede? Toch zie je iedere keer weer als er iets in de wereld gebeurt, oud en jongeren samen hierop reageren.
Na de aanslagen in Parijs en Brussel, tijdens de nacht van de vluchtelingen en ieder jaar op 4 mei. Het ontroert ons om tijdens de dodenherdenking kinderen en jongeren, die ver na de 2e Wereldoorlog zijn geboren, deel te nemen in de stilte. We weten toch allen dat er ergens op de wereld wel een brandhaard zal zijn, onder andere door de oorlog in de Oekraïne, waarin mensen elkaar naar het leven staan. We verlangen allemaal dat dat geweld ophoudt en dat mensen niet meer naar de wapens grijpen.
Als er echter aan een van ons gevraagd wordt om een eerste stap te zetten om je weer met elkaar te verzoenen (of minstens in gesprek te gaan), dan gebeurt het vaak dat er allemaal redenen worden aangewend om de eerste stap uit te stellen. Als het tenminste geen definitief uitstel wordt… Houdt het dan nooit op? Moet het nu op deze manier blijven gaan? De parallel die Jezus aan zijn tijdgenoten vertelt, gaat ook over de goede verhoudingen tussen mensen. Maar wat is er aan de hand? Er is een groot tekort aan arbeidskrachten. Een wijnboer wil persé zijn oogst binnenhalen en ieder die kan werken is welkom. Zelfs mensen die normaal niet aan de bak komen, geef hij deze keer een baantje, als is het maar voor één dag.
Tot zover niets aan de hand. Op het einde van de dag krijgt iedereen hetzelfde loon, en dan begint het gemor. In plaats van kwaliteitswerkers blij zijn dat ook de doorgaans minder-gelukkigen deze dag met wat meer geld kunnen thuiskomen, spelen zij op. De reden is: jalousie, kijken naar elkaar, elkaar het licht in de ogen niet gunnen, net even wat meer willen hebben dan de ander. Vanaf de oorsprong, vanaf het moment dat de mens bestaat, gebeurt dit. De ene mens gunt de ander niet een eigen plaatsje onder de zon. Wat van hem of haar is, wordt opgeëist. En zelfs al heeft men een jaarsalaris van 20 miljoen, toch wil met zijn bezit vermeerderen, terwijl het niet duidelijk is wat je er nog meer mee kunt doen.
Petrus speelt hier ook zijn eigen rol, als hij tegen Jezus zegt: ‘Ik heb alles achter me gelaten om U te volgen, maar wat krijg ik er van u voor terug?’ Jezus vertelt dan de parabel van de ‘werkers van het elfde uur’. Daar krijgen de laatsten evenveel uitbetaald als de eersten. De mensen die de hitte van de dag hebben gedragen ontvangen hetzelfde als de laatbloeiers. Valt dat even tegen! Heb ik daar elke dag voor gebeden? Ben ik daarom elk weekend naar de kerk gegaan? Heb ik daarom zoveel gegeven voor de Derde Wereld? We zouden voor al die dingen in klinkende munt door God betaald willen worden. Maar wie God zijn eigen rekening presenteert, verrekent zich grondig!
Hoe kijken ze tegen God-de-Vader aan? Dat is de vraag die Jezus ons vandaag stelt. Zijn Vader is geen boekhouder, die heel ons doen en laten nauwkeurig registreert. Wie meent dat hij of zij op éigen kracht de hemel kan bereiken, heeft zich grondig mis gerekend. God wil goed zijn voor mensen zonder onderscheid. Zo verzet Jezus zich tegen de mentaliteit van mensen die menen het op eigen kracht in deze wereld wel te kunnen klaren. De heilige Theresia zei op haar sterfbed: ‘Eigenlijk is alles slechts genade, een gave van God’.
We hebben nergens recht op en krijgen toch van alles. Maar God is toch geen boekhouder. Bij Hem mag er van alles in overvloed zijn en voor iedereen: voor vroege vogels en laatbloeiers. Leven in overvloed.
Op de bruiloft van Kana stroomde er 300 liter wijn over de tafel! En kijk eens naar 't wonder van Kafarnaüm: 10.000 mensen verzadigd en nog 12 korven brood over! En dan het wonder bij het meer: een boot tot de rand toe gevuld met vis, zelfs zo zwaarbeladen dat de boot in de diepte dreigt te verdwijnen! Zouden wij dan afgunstig moeten zijn omdat alles wat van God komt gratis is? Zo draagt ieder van ons zijn eigen geschiedenis met zich mee. Eigenlijk is ieder mens een laatbloeier. Allemaal zijn we werkers van het elfde uur. Als we ons eigen leven onderzoeken, maar dan oprecht, zullen we tot de conclusie komen dat ons hele leven een geschenk van God is. Zonder Hem zijn we niets, dankzij Hem mogen we alles worden, zelfs… Kind van God. En die uitnodiging geldt voor iedereen: voor de vroege vogels, maar ook voor hen die pas laat tot bloei komen.
Wij zouden niet jaloers mogen zijn, maar juist gelukkig, als mensen zich bekeren tot God, ook als dat pas gebeurt op een moment waarop het menselijkerwijze gezien te laat is. Voor God bestaat dat ‘bijna te laat’ niet, voor Hem is iedereen ‘op tijd’, die tijdens zijn leven zich omdraait en zijn hart bekeert tot de Allerhoogste. Van dat verhaal kunnen we vandaag ook veel leren. Als we Jezus de as laten zijn, ook van onze geloofsgemeenschappen, zal dat levenswiel van de liefde doordraaien. Als we Jezus de as laten zijn van ons gezinnen, dan komen onze gezinnen goed terecht, ook al lopen de spaken soms flink uit elkaar! Als we Jezus de as laten zijn, ook van deze regio, komt alles dik voor elkaar. Als we Jezus de liefdes-as laten zijn, dan komt alles wel goed, dan zal Gods rad van de liefde door de wereld gaan. Dan draaien we elkaar geen rad voor de ogen, maar leven wij van het rad van avontuur, van Gods avontuur met zijn ons, zijn mensen. Iedereen mag welkom zijn, zowel de mensen die vanaf het begin onze geloofsgemeenschap vormen, als mensen van het elfde uur. Voor God telt elk mens, zelfs de laatbloeiers. Zij komen op de eerste plaats. Ik wens u nog vele goede jaren, onder Gods zegen.
Ambro Bakker s.m.a.