De titel van de overweging
Op deze tweede kerstdag: weg romantiek, weg vertedering om een pasgeboren kind met zijn moeder die bloost van weelde. Het hele décor is grondig gewijzigd. De intimiteit van de grot met die ontroerende os en ezel maakt plaats voor de kille koudheid van een executieplaats, waar een mens op beestachtige wijze om het leven wordt gebracht. De stenen gooien de droom van Kerstmis finaal aan stukken. Het licht van de kerstnacht, de stralende ster, is verduisterd en word vandaag vervangen door flikkeringen van haat in de ogen van moordenaars. Hoe komt zo’n verhaal van martelingen en dood toch terecht in die vredige kerstsfeer? Een afgedaan antwoord geeft de geschiedenis van de liturgie zeker niet.
Pats, het licht is uit. In het donker hoor je weer de bekende oude geluiden: redetwisten, knarsetanden, luidkeels schreeuwen. Er worden weer mensen buiten de poort gesleept en gestenigd. Het is niets nieuws, de draaiboeken lagen nog klaar, het stond op alle harde schijven van de wereld; je kunt de overvalplannen, het moordscenario, de roddelcampagnes zo uitdraaien en vermenigvuldigen. Was het even licht geworden en operatie Donker is al weer een feit. Maar wacht even, we weten toch van het licht? We hebben dat Licht toch gezien? We kunnen juist in het donker toch nog vol zijn van licht, genade en kracht? De kerstliederen klinken nog na in onze oren. De smaak van het kerstdiner hebben we nog in de mond. De kerstversieringen staan nog in de kamer en in de kerk.
Op deze Tweede Kerstdag mijmeren we wat na. Op zo'n vrije dag hoeft gelukkig ook niet zoveel. Kerstmis heeft iets vertederends, iets liefs. Dat heeft kindje kijken en kindje wiegen altijd. Je wordt er zelf weer kind van. Je loopt voorzichtig op je tenen om dat kleine Kind niet wakker te maken. Dan word je opeens opgeschrikt door de lezingen van vandaag over de eerste volgeling van Jezus. Stefanus, die om het leven wordt gebracht. ‘Vol genade en kracht deed hij grote dingen onder de mensen’. Hij spreekt over Jezus met grote overtuigingskracht. Dat valt bij de machthebbers niet in goede aarde. Ze proberen hem eerst met woorden te vloeren. Toen ze dat niet voor elkaar kregen, grepen ze naar het zwaarste middel: Hij wordt gestenigd.
Op Tweede Kerstdag vieren we het feest van de H. Stefanus, de eerste bloedgetuige. Daags na het kerstfeest vernemen wij hoe mensen stenen bij elkaar zoeken om iemand te stenigen vanwege zijn geloofsovertuiging. En overmorgen, op 28 december - het feest van Onnozele-Kinderen - herdenken we ook de slachtoffers van de kindermoord in Bethlehem. En ook hun foto's horen in het kerstalbum thuis. De verhalen ná kerstmis komen als een correctie. Om onze wereldvreemde dromen door te prikken en ons eraan te herinneren dat wij te midden van de puinhopen van de wereld niet kunnen blijven zingen van mooi weer. We moeten ons blijvend laten verontrusten door de schreeuw die klinkt over de velden van Effrata. De zaak van het Kerstkind is daarmee ónze zaak geworden. Het gaat om mensen die hongeren en dorsten naar gerechtigheid. Kerstmis vieren is het werken aan een wereld, waarin geen lichamen meer worden gebroken en geen onschuldig bloed meer wordt vergoten.
Omwille van het Kerstkind sterven in en rond Bethlehem honderden kleine jongetjes. En nog steeds is het wrede verhaal van Herodes niet ten einde, want overal kraait zijn haan nog koning. Overal ter wereld zijn er miljoenen mensen op de vlucht voor dreigend geweld en worden ook zelfs kinderen in de Oekraïne, en op vele andere plekken in de wereld om het leven gebracht. En drie jonge meisjes worden, omdat ze geen hoofddoeken droegen, om het leven gebracht. En daarmee is het verhaal van koning Herodes het wrede verhaal van alle tijden. In de vlucht van het kerstkind naar Egypte, de steniging van Stefanus en de kindermoord in en rond Bethlehem worden wij geconfronteerd met de nooit aflatende strijd die elk mens beheerst: de strijd tussen goed en kwaad.
Na de romantiek van het kerstgebeuren ervaren we hoe goedbedoelde pogingen vaak schipbreuk lijden, dat liefde en goedheid niet altijd worden gewaardeerd, dat 'n mens terecht kan komen aan het kruis van goedheid en dienstbaarheid. Onmiddellijk na de kerstvreugde wordt duidelijk dat de weg naar het nieuwe leven dwars door alle vervolging en dood heen voert.
Toch hoeft deze ontluistering van het kerstfeest voor ons geen ramp te zijn. Hou met schreien, zegt God, wanhoop niet aan de wereld, want: ‘Een Kind is ons geschonken, een Zoon is ons gegeven. Hij zal ons leiden naar de waterbronnen van het leven’. Laten wij, levend in een wereld waar het horen en zien je soms vergaat, God bidden om oren en ogen vol vrede. Zo is het kerstfeest geen ontvluchten van de werkelijkheid, maar een teken dat wij in Gods Naam - in naam van het kerstkind - mogen leven van de geweldige droom dat God ons zal thuisbrengen uit onze ballingschap. Het Kerstkind kan ons leiden naar een land waar geen gesloten toegangshekken zijn en waar mensen leven van en voor elkaar.
Ambro Bakker s.m.a.