De titel van de overweging
Wanneer je de drie lezingen van dit weekeind, (on) rustig doorleest en bemediteert, dan is het vandaag in deze lezingen veel kommer en kwel. U hoort alleen maar over: iemand ter dood brengen, over ondergang, over iemand in de put werpen. Dat hoorden wij in de eerste lezing van Jeremia.
In de tweede lezing gaat het ook over iets wat niet zo prettig is. Het gaat over het kruis. Deze lezing zegt: ‘kijk naar Jezus, de aanvoerder en voltooier van ons geloof. In plaats van de vreugde die Hij had moeten hebben, heeft Hij een kruis op zich genomen.
In de derde lezing, het evangelie, wordt gesproken over de verdeeldheid onder de mensen. Want er is veel verdeeldheid. Verdeeldheid van de vader tegenover de zoon en de zoon tegenover zijn vader; de moeder tegenover haar dochter en de dochter tegenover de moeder, de schoondochter tegenover de schoonmoeder. De teksten van deze dag lijken daarom een omgekeerde wereld. In plaats van oproepen tot vrede, liefde en saamhorigheid, gaat het heel vaak om ruzie, twist, en verdeeldheid. Jezus is daar heel duidelijk in, als Hij zegt: ‘Ik kom geen vrede op aarde brengen. Nee zeg ik kom u juist verdeeldheid brengen’.
In onverbloemde taal geeft Jezus te kennen wat voor strijd in ons leven te wachten staat. Het is dan ook een verleidelijke dwaling zich wijs te maken dat wij zonder problemen voortdurend als ware christenen kunnen leven. De enige juiste houding is de radicale strijd. Wij zoeken steeds compromissen. Je wilt vrede en rust vóór de eeuwige rust in God. Maar het is onmogelijk te schipperen zonder schade te lijden aan ons contact met God. Want dan ontstaat verdeeldheid, waarover Christus ons in het evangelie van vandaag spreekt. Want kunnen buitenstaanders het helpen dat zij blind zijn, als de geroepenen al in onenigheid leven?
Jezus zegt: ‘Vuur ben ik komen brengen’. Weinig dingen zijn zo fascinerend als vuur. Misschien hebt u het deze vakantie nog beleefd: rond een kampvuur op een verlaten strand of ergens in een bos. Het flakkerende spel van vlammen in een open haard, met alle romantiek daaromheen, maar ook het angstaanjagend van een brand die woedt in een huis. Het woord Vuur heeft heel veel gezichten: boeiend, maar soms ook beangstigend. Ik herinner me dat het eens uit de hand dreigde te lopen, toen de vlammen wel erg hoog oplaaiden. Ook in de kerk kennen we het vuur: het nieuwe vuur van de Paaswake en de Paaskaars die in de donkere kerk wordt binnengedragen. En dan die vele kaarsen die overal in kerken branden. Is dat wat Jezus bedoelde, toen Hij zei: ‘Vuur ben ik op aarde komen brengen’.
Wat voor vuur is het, wat Jezus hier bedoelt? Het vernietigende vuur? Het koesterende, het hartverwarmend of het louterende, zuiverende vuur? Jezus wil dat het oplaait, nu al! Alsof het een vuur is, dat vooral later na zijn dood en verrijzenis zal moeten gaan branden. En dan gaan mijn gedachten haast vanzelf naar het vuur dat op Pinksteren speelde boven de hoofden van de leerlingen, en dat hen aandreef om naar buiten te gaan, om te vertellen wat Hij hun gezegd had. Maar Jezus brengt het ook in verband met het Doopsel dat Hij moet ondergaan: de onderdompeling in het lijden, de ervaring van Godverlatenheid.
Het vuur dat Hij brengt heeft, keert zich als het ware ook tegen hemzelf. Zijn boodschap heeft iets explosiefs. Zoals elke verandering, elke vernieuwing bedreigend is, omdat ze aan het bestaande komt en de zwakke plekken blootlegt. Vuur krijgt dan de betekenis van het oordeel van God dat boven de wereld hangt. Niet dat wij dat oordeel moeten voltrekken – de geschiedenis heeft te veel brandstapels en boekverbrandingen gekend. Maar ons wordt wel de vraag gesteld, of ons eigen gedrag in het licht van Gods oordeel overeind blijft. Het vuur dat Christus brengt, wil ons wakker schudden uit onze gezapigheid, wil wat er nog aan gloed aan vonken onder de as schuilgaat, aanblazen. Hij wil dat we weer gloeiende mensen worden, die tegen de verkilling van onze tijd een ander geluid, een ander instelling uitstralen. Maar zoiets roept weerstand op. Het vuur dat de een verwarmt, schroeit een ander. Wat voor de een lauw is, ervaart een anders als te heet.
Jezus wist dat hij een fakkel droeg van gerechtigheid en liefde. Hij was de laatste die iemand anders afschreef. Iedereen probeerde Hem over de streep te krijgen. Maar Hij wist ook dat Hij het daarmee moest opnemen tegen duivelse krachten. De kinderen van de duisternis tegenover de kinderen van het licht. Sint Franciscus werd door zijn eigen vader voor de rechtbank gebracht. Martin Luther King kwam op zijn bevrijdende weg de dood tegemoet. ‘Ik breng u geen vrede, maar verdeeldheid’. Wij kunnen om Christus' wil niet alle conflicten uit de weg gaan. We moeten de moed hebben om van het Evangelie te getuigen, ook als dat conflicten met anderen oproept. Waar het gaat om de rechten van het ongeboren leven, om ontwapening en milieubescherming, om rechtvaardigheid voor de kleine man, daar zouden wij op de bres moeten staan en zouden wij de bakens moeten neerzetten voor een nieuwe tijd.
Als volgeling van Jezus zijn wij geen laffe toeschouwers van de strijd die in de wereld wordt gevoerd op dood en leven. Strijd tussen honger en overvloed, tussen vrijheid en verdrukking. We mogen ons best eens afvragen hoe het komt dat een miljard christenen blijkbaar niet in staat zijn deze wereld te veranderen in de wereld van God. Als we zouden delen in het vuur van de eerste christenen, dan zouden we zeker de wereld kunnen verbazen dat het anders kan! Niet blijven roepen: dat gaat allemaal buiten ons om. Nee, te rade gaan bij jezelf en je afvragen in hoeverre jijzelf consequent de weg gaat van Jezus Christus, die van ons geen salonchristenen heeft gemaakt, maar ons heeft willen vormen tot mensen die het vuur komen brengen, ook al zal de wereld dat ons dat niet altijd in dank afnemen!
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
Zrs. van Amersfoort
en de Heilige Augustinus Amsterdam