St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

De titel van de overweging

Ik ben het brood des levens, die tot mij komt zal geenszins hongeren

Uit de verhalen van de Bijbel komt de profeet Elia vooral naar voren als een vurige onverschrokken profeet, die in zijn dagen de afgoderij bestreed. Hij ging dwars tegen alles en iedereen in, ook tegen de koning en de koningin. En hij blijft van hen en het volk vragen om trouw aan de ene ware God, die JHWH heet.

Maar deze grote profeet Elia, de uitdager die vuur uit de hemel wist af te bidden (1 Kon.18:8) en die de weduwe van Sarefat overvloed aan brood bezorgde (17:16), dat werd zelfs hem teveel. Door zijn optreden kreeg hij iedereen tegen zich, en de koning wilde hem zelfs uit de weg ruimen. Elia vlucht dan de woestijn in. Hij is bang en uitgeput en legt zich neer onder een bremstruik. Elia is levensmoe en zegt: ‘het wordt me te veel, Heer, laat mij maar doodgaan’ (19:4).

Alweer een ‘was-ik-maar-dood-kreet’ van de meest zuivere Bijbelse allure. Het verhaal van de ontmoedigende en vertwijfelde Elia krijgt echter onmiddellijk daarop een andere wending: ‘Daarna ging hij onder de bremstruik liggen en sliep in. Maar opeens stootte een engel hem aan en zei: ‘Sta op en eet’. Hij keek op en daar zag hij aan zijn hoofdeinde een koek, op gloeiende stenen gebakken en een kruik water. (1 Kon.19:5-6). En alsof hij dit niet volstond werd deze episode andermaal overgedaan. Tweemaal moet Elia eten. Maar dan heeft hij ook de kracht om de weg door de woestijn van zijn leven, zoals zijn voorvaderen, ten einde toe te gaan. Niet enkel God komt hiermee in zicht, maar ook de mensen om je heen, en de verantwoordelijkheid die ieder mens voor zijn medemens moet dragen, gesterkt door het voedsel van boven.

Iedereen voelt zich weleens als Elia. Het leven is dor als een woestijn en net als Elia zijn wij allemaal weleens moe en alles spuugzat, de fut is eruit. Elia kreeg daarna voedsel uit de hemel. Als ook wij dat brood uit de hemel krijgen, kunnen we misschien weer aan de slag gaan. De hemel wordt dan al enigszins zichtbaar in onze ogen en het gelaat van vele mensen. Dan breekt de hemel telkens een stukje open wanneer je iets moois meemaakt: muziek, dans, gebouwen, sieraden, gewassen en zoveel andere dingen meer. Toch verlangen wij dat de hemel tot in het diepst van ons wezen binnendringt als brood dat levend maakt, als het Levende Brood dat het zielsverlangen van het hart kan stillen. De honger van een mensenhart wordt uiteindelijk helemaal gestild door het voedsel dat zelf leeft, het Levende Brood dat een ‘ik’ is, een persoon, die alles overstijgt en toch alles omvat, iemand die vóór alles bestaat, en die alles verzoent. (Colossenzen 2:16 en verder)

‘Ik ben het Brood dat uit de hemel is neergedaald’ (Joh 6:41). Jezus als brood des levens. Jezus als mysterieus ‘brood, dat uit de hemel is neergedaald. Als men van dit brood eert dat Ik u zal geven is mijn vlees voor het leven van de wereld (Joh.6:51). Geen wonder dat de toehoorders bij deze woorden even moesten slikken, want dit was meer dan een gewone taal, dit vroeg om een andere insteek. Jezus als brood van het leven, het hemels brood? Wat een uitspraak. En ogenblikkelijk wordt Hij afgerekend, niet op wat Hij zegt, maar op wat Hij is. Hij is toch de Zoon van Jozef en Maria? Hoe kan Hij dat dan zeggen?” Een altijd actueel verhaal. We beoordelen elkaar niet om wat we zeggen en doen, maar om elkaars afkomst. We kennen z’n ouders toch! Hij is toch de zoon van die bouwvakker. Wat moet God nou met de zoon van een bouwvakkertje die beweert ‘Brood uit de hemel’ te zijn. Zo beoordelen we elkaar vaak meer op elkaars afkomst, titels en onze banksaldo. Dat was in Jezus’ tijd zo, dat is in onze tijd zo! De tijdgenoten van Jezus zijn blind voor het feit dat diezelfde Jezus hen en ons niet alleen een begaanbare weg wijst, Hij wil zelf die weg zijn.

De profeet Elia kreeg het hemels brood van een engel. Jezus was in ieder geval zo’n engel van een mens. Vermoeide en teleurgestelde mensen schonk hij nieuwe energie. Hij hielp hen opstaan uit de versukkeling. Hij hielp hen door de woestijn heen. Zelf had Hij ook moeilijke tijden doorgemaakt in de woestijn, Hij werd er door de duivel beproefd niet te gaan doen waartoe Hij zich geroepen wist. Maar in de woestijn verleid door de duivel kwam Hij eruit als een engel van een mens, iemand die anderen voedde met levenskracht: een duwtje in de rug, een klop op je schouder, een hartelijk woord, En zo werd Hij voor velen wat Hij zelf ‘brood uit de hemel’ noemt.

En Jezus wijst ons niet alleen een begaanbare weg, Hij wil Zélf die weg zijn, en voedsel voor mensen die onderweg zijn. God kan doordringen tot in het hart van ons bestaan. We mogen ons letterlijk door hem laten bezielen en zijn Geest in ons midden belichamen. Wij zijn meer dan schakels in een biologische reeks. In de gang van ons bestaan breekt het Licht van de Eeuwige door in zijn Zoon, de Gezalfde, Jezus Messias. Dan verdwijnt het noodlot, en zelfs het lot van de dood heeft dan niet het laatste woord. God neemt ons in zijn Zoon op in de onverwoestbare intimiteit van zijn eigen bestaan.

Simpele gebaren: brood en wijn. Maar wat spreekt er een kracht uit! Laatst was ik in het AMC, het Academisch Medisch Centrum van Amsterdam. Een oud-parochiane van me was stervende. We stonden rond haar bed - midden in de nacht - haar man, kinderen en kleinkinderen. Ze lag op de intensive care, te midden van draden, bellen en indruk­wekkende regelkastjes. En daar sta je dan met brood en wijn en wat zalf. Wat verschillen ze van de uitgekiende medicamenten en professionaliteit van de doktoren en verpleeg­kundig personeel, met hun uitgekiende onderzoekapparaten. Je staat daar midden in de nacht met brood en wijn en wat zalf. En dan die laatste oogopslag, een blik van verstandhouding, een moment van uiterste rust en vrede. En dan verdwijnt de patiënt in een coma waar ze niet meer uit komt. En je gaat naar huis en denkt: wat een kracht spreekt uit zulke eenvoudige gebaren! Voor buitenstaanders zinloos, voor mensen die geloven een onverwoestbaar teken, waarin je mensen tot in de dood nabij mag zijn. Met eenvoudige middelen raak je de diepste diepte van het leven. Brood en wijn.

Van die nieuwe spijs te eten, Brood en Wijn, verandert ons leven, vinden wij de in Hem de laatste vrijheid waaraan zelfs de dood niets meer kan afdoen. Overal in de wereld, waar de nacht is gevallen, verzamelt zich een onverwoestbare hoop op licht, een nieuwe morgen. Zo herdenken wij Jezus, die wij vandaag weer mogen ontvangen en die van ons vraagt om met zijn Lichaam ook zijn levensopgave in ons vlees en bloed te laten worden. Nog belangrijker dan het feit dat brood en wijn veranderen in het Lichaam en Bloed van Christus is het feit dat wij daardoor zelf veranderen. Jezus die zich tot zijn dood heeft gegeven aan ieder mens die honger heeft en zich zelfs wilde geven aan mensen die zijn bloed wel konden drinken!

Wie zich door Jezus voedt kan, door Hem gesterkt, heel veel aan en kan ook een engel van een mens worden. Daar hoef je niet geleerd, welgesteld of van hoge afkomst voor te zijn. Jezus was er zelf een van die heel gewone mensen. Maar wel zo’n engel van een mens dat velen gingen geloven dat Hij van God kwam. ‘Zoon van God’ gingen ze Hem noemen. ‘Brood uit de hemel zeiden ze’. PANIS ANGELICUS (Brood van de Engelen) zongen ze later, tot op de dag van vandaag:

Panis angelicus
fit panis hominum;
Dat panis cælicus
figuris terminum:
O res mirabilis!
manducat Dominum
pauper, servus et humilis.
Te trina Deitas
unaque poscimus:
Sic nos tu visita,
sicut te colimus;
Per tuas semitas
duc nos quo tendimus,
Ad lucem quam inhabitas.
Amen.
Brood van de engelen
wordt het brood van mensen;
Het brood van de hemel maakt
een einde aan de schaduwen:
O, groot wonder!
dienaren, arm en nederig
nuttigen hun Heer.
U, God, drievuldig en één
zie, wij bidden U:
Kom ons zo bezoeken,
zoals wij U vereren,
leid ons langs Uw weg
waarheen wij willen gaan
naar het licht dat Uw woning is.
Amen.

Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
H. Augustinus