St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

De titel van de overweging

droom van Ezekiël

De hand van de Heer leidt de pro­feet Ezechiël naar buiten en brengt hem naar een vlakte vol dorre been­deren. Waar komen deze beenderen vandaan? De Heer zegt tegen de profeet: ‘Deze beenderen zijn het volk Israël. Bij hen leeft de gedachte: ‘onze beenderen zijn verdord, onze hoop is vervlogen, het is met ons ge­daan.’

In deze uitspraak horen wij de woorden van vele mensen in de we­reld van vandaag: mannen en vrouwen die geen hoop meer hebben, armen van wie het leven verdord is omdat ze geen liefde kennen, ouderen die sterven in een tehuis of mensen die uitgehongerd zijn door oorlog en ellende. Deze vlakte met dorre beenderen verschilt niet zo veel van onze wereld, waarin wij leven. Onze gevoelens verdorren, onze barmhartigheid taant, onze hoop vervliegt. Dan worden we pessimistisch en voelen wij ons slachtoffer. Dan zien wij de toekomst somber in, Kunnen deze dorre beenderen in ons weer tot leven komen?

Wij laten ons vaak leiden door de wet van het onmogelijke. Dan geloven wij niet dat de wereld kan veranderen, dat uit dorre beenderen nieuw leven kan ontstaan en dat wat vernietigd is, kan worden heropgebouwd. Ook in ons eigen leven worden we soms ge­confronteerd met verdorring in ons legen. Vandaar richt het woord van God zich ook tot ons met een opdracht, een bevel: ‘Profeteert over deze beenderen en zeg: Dorre beenderen luister naar het Woord van de Heer… Ik schenk u de levensgeest en u komt weer tot leven’. Zoals het scheppingsverhaal kan de Geest van God onze verdorde beenderen vullen met leven en nieuw leven geven. De Geest die komt uit de vier windstreken van de vier hoeken van de aarde om aan te geven dat het Woord een nieuw centrum creëert, nieuw leven geeft.

Maar er zijn profeten nodig, mensen van het Woord, die tot die dorre beenderen kunnen spreken. Door mensen te ontmoeten die verdord en verloren waren, door met hen één te zijn en in communie leven, kan je de dorheid wegnemen. De Geest van God brengt mensen samen tot één volk van God. Verdeeldheid leidt immers tot de dood, een graf voor jezelf en de wereld. De verrezen Heer geeft ons de heilige Geest, die van ons profeten maakt. Zo kunnen wij nieuw leven brengen in dorre beenderen en een heilig volk worden, zoals Hij gevraagd heeft. Wij zijn zoals de leerlingen, die pas na de dood en verrijzenis van Jezus beseffen dat Hij de Heer is. Heer, schenk ons uw Geest, om nieuw leven te vinden, om niet langer dor te zijn en door Gods Woord de dorre beenderen in onze omgeving nieuw leven in te blazen.

(Vincenzo Paglia, het Woord van God elke dag pag. 382)

De eerste lezing van vandaag ging over Israël. Laten we vandaag teruggaan naar ons eigen thuisland, dat ook bezaaid is met doodsbeenderen. Hoe gaan we daar mee om? Hoe kan ik daar antwoord op geven? Ik zal u een kort verhaal vertellen. Het is gebeurd in een klein dorpje ver van hier. Het was 'n rustig dorp. Nooit gebeurde er iets opwindends. Natuurlijk: de boeren werkten hard op hun land en hun vrouwen schrobden ijverig hun stoepjes en dronken 's-middags thee bij hun buurvrouw. Zelfs de kinderen gingen elke dag keurig naar school en spijbelden nooit. Dat kon ook niet, want niets bleef in het dorpje verborgen. De meester zou het binnen tien minuten al weten! Naar de kerk gingen de mensen ook. En als de pastoor dan preekte, dan zaten de meeste boeren te dutten, ruilden de kinderen plaatjes van filmsterren en deden de vrouwen alsof ze aandachtig luisterden (al zaten de meesten met hun gedachten al weer bij de pruttelende koffie die na de mis gedronken zou worden).

Maar op een dag gebeurde er iets dat het dorp in een hevige beroering bracht. Nog jaren zou daarover gesproken worden! Op een zondag vertelde de pastoor dat er iemand in het dorp gestorven was, maar hij zei er niet bij wie het was. De vrouwen stootten hun mannen wakker en de kinderen stopten met plaatjes ruilen. Wie zou dat nou in Godsnaam kunnen zijn? Nooit bleef er iets in het dorp verborgen. Wie was de bekende, onbekende dode? Het gonsde daarna van geruchten in het dorp. Het hele dorp was van slag af. Er werd niemand vermist en van geen enkel huisje waren de gordijnen dicht. Met grote spanning wachtte men de dag van de begrafenis af. En die woensdag - u begrijpt het al - zat de kerk tjokvol met mensen. De boeren hadden die morgen hun ploeg laten staan en de vrouwen hadden hun mooiste zwarte jurk aangetrokken.

Na 'n indrukwekkende preek liet de pastoor de deksel van de kist halen. De dorpelingen kregen gelegenheid voor een laatste groet. Maar wie lag er nu in Gods naam in die kist? De eerste mensen schuifelden de banken uit en keken in de kist, ze werden asgrauw en keerden ontzet weer naar hun plaatsen terug. Ze stonden te trillen op hun benen. Wat was er dan aan de hand? De kist was namelijk leeg! Maar op de bodem van de kist lag een grote spiegel. En iedereen die in de kist keek zag op de bodem zichzelf liggen! Toen begrepen de dorpelingen wat hun pastoor eigenlijk wilde zeggen. Zij waren langzamer­hand wel erg ingedut. Zij hadden nog nauwelijks oog en oor voor de wérke­lijke vragen van het leven. Zij beseften toen dat God er in hun leven eigenlijk maar een beetje bij hing. Hij nam niet werkelijk een centrale plaats in hun leven in. Natuurlijk, ze gingen elke zondag trouw naar de kerk, maar meer was het ook niet.

Misschien vindt u het een bizar verhaal. Maar het is een verhaal waaraan ik moest denken, toen ik het verhaal van de profeet Ezechiël las over de dorre doodsbeenderen. ‘Verdorde beenderen’, zegt de profeet Ezechiël, ‘het hele dal ligt er vol mee - ze zijn verdord en verbleekt. En ik dacht: hoe kunnen die dorre beenderen ooit weer tot leven komen?’ En dan trekt de profeet erop uit en roept tot de mensen: ‘ik kom jullie zeggen, dat jullie weer tot leven moeten komen. God zal weer een huid over u heen trekken en u nieuwe levensadem inblazen’. En terwijl de profeet sprak, hoorde hij een geluid en zag mensen in beweging komen. De mensen werden levend, de geest kwam in hen, en ze gingen overeind staan. Het was een menigte, zo groot, dat niemand die kon tellen. ‘Deze botten’, zei de profeet, ‘betekenen het hele huis van Israël.’

Het is een verhaal dat al eeuwen oud is, maar nog steeds actueel. Hoeveel dode mensen tellen wij niet in ons midden? Soms zijn we zelfs doods en dor. Mensen die zichzelf voorbij hollen in hun jacht naar geld, status, bezit, roem, macht en eer. En ouder geworden, merk je hoe het leven je is ontglipt. Daar sta je dan met lege handen. Zo druk bezig met jezelf, dat je niet eens in de gaten hebt dat je afsterft, dat je liefde verdroogd is als een plas water, uitgegoten in het dorre, droge zand van de woestijn.

Feesten als Pasen willen deze houding doorbreken. Het gaat niet meer over carrière- en machtsvraagstukken. Het gaat over dood en leven. Het Paasfeest is geen feest van oude en afgeleefde mensen die al met één been in het graf staan. Er zijn mensen onder ons die al met rond hun twintigste met beide benen in 't graf staan. Maar Pasen is het feest van beide benen úit het graf, met beide benen terug in de werkelijkheid. Het eeuwig leven is geen nieuw land achter de horizon van je pensioen. Opstanding heeft alles te maken met opstaan nu! Je niet in slaap laten sussen! Klaarstaan, als mensen je vragen om met hen het kruis te dragen. Geloven in de opstanding betekent ook dat je gelooft in het feit dat hele volkeren kunnen opstaan ten leven - als wij dat écht zouden willen. Het woord opstan­ding heeft met ‘opstaan’ te maken. En opstaan heeft weer te maken met ‘opstand’. Op­stand waartegen? Een opstaan tegen iedere vorm van onderdrukking, slavernij en de kruisiging van volkeren en mensen. Geloven in de opstanding betekent ook dat je gelooft dat er een opstand tegen de dood mogelijk is.

Ik denk dat de betekenis van het Paasfeest is, dat het licht nooit helemaal kan worden weggedrongen, dat het nooit helemaal door de duisternis kan worden gedoofd, dat het leven nooit helemaal in de netten van de dood verstrikt kan raken, dat nooit alle vaste grond onder je voeten verdwijnt. Pasen is leven met een uitzicht. Zonder Pasen loopt je met de dood in je schoenen! Als we de Bijbelverhalen goed lezen, dan zullen we ont­dekken, dat het Jezus is gelukt om mensen die lamgeslagen neerliggen, notoire misluk­kingen, in eenzaamheid opgesloten mensen, weer op de been te helpen. Zoals God Hem weer op de been geholpen heeft na die smartelijke Vrijdag. In zijn Naam mogen we elkaar de vreugdevolle boodschap blijven aanzeggen: weest niet bang, want als je struikelt, zelfs over de grenzen van de dood, is het de Heer zelf die ons, dwars door elke dood, weer op de been zal helpen en op de been zal houden!

De theoloog Henri Nouwen schreef: ‘Sommige mensen leven lang, anderen sterven vroeg. Is een lang leven beter dan een kort leven? Waar het op aankomt is niet de lengte van je leven, maar de kwaliteit ervan. Jezus was begin dertig, toen Hij vermoord werd, Theresia van Lisieux was in de twintig toen ze stierf. Anne Frank was een tiener toen ze haar leven verloor. Hun leven was maar kort, maar het blijft vrucht dragen lang na hun dood… Laten we alles doen wat in ons ver­mogen ligt om onze vrienden te laten zien dat hun leven, hoe kort ook, van oneindig waarde is’.

Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
H. Augustinus