St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

De titel van de overweging

niet verder vertellen!

Melaatsheid is in de Bijbel een verzamelnaam voor allerlei huidziekten. Lepra is een ziekte die begint bij de huid. Daarna tast zij de rest van het lichaam aan. Lepra komt nog steeds voor in Azië, Zuid-Amerika en Afrika. Verschillende van uw zusters, die in de Derde Wereld hebben gewerkt, weten uit ervaring waar ik het over heb. Ook zij weten wat lepra is en wat het betekent. Zelfs heb ik ook vele leprapatiënten ontmoet in onder andere Ghana.

De oorzaak: geen goede hygiëne en een minder goed afweersysteem. De landen waar het veel voorkomt: Bangladesh, Congo, Ethiopië, India, Mozambique, Myanmar, Nepal en Soedan. Lepra begint met vlekken op de huid, die jeuken, tintelen en gevoelloos zijn. Delen van het lichaam raken verlamd, handen en voeten gevoelloos. Spieren verzwakken, oren, wangen en neus zwellen op, traanvochtproductie neemt toe of juist af. Wonden, infecties, verlammingen en weefselverlies leiden tot handicap of blindheid. Niet iedereen krijgt alle symptomen. Lepra moet snel behandeld worden om de gevolgen te voorkomen. Mensen met lepra worden vaak buitengesloten, uit angst om zelf besmet te raken. (Het lijkt onze Coronatijd wel!) Elk jaar worden ongeveer 210.000 mensen met lepra geregistreerd, waaronder 18.000 kinderen. Het aantal ligt eigenlijk veel hoger, want er worden veel mensen niet geregistreerd als lepra-patiënt.

In de Bijbel wijdt het boek Leviticus twee volle hoofdstukken (13 en 16) aan de beschrijving van al deze huidziekten met de symptomen in min of meer gevorderde stadium. Het geeft daarbij dan telkens aan, wat er in dat geval moet gebeuren, wat de zieke moet doen, en wat zijn omgeving moet doen. Er moet iemand bij geroepen worden of men moet naar iemand toe. In ieder geval moeten de slachtoffers ogenblikkelijk in quarantaine, sommigen hun hele verdere leven!

In de zesde van de tien plagen, die Jahwe over Egypte zond, gaat het ook over melaatsheid. Mensen en dieren krijgen builen die openbarsten (Exodus 9:10). En als Mozes later Israël de wacht aanzegt in zake trouw en ontrouw, dreigt hij: ‘Jahwe zal u slaan met Egyptische zweren, uitslag en schurft’. (Deut.28:27) Zoals de melaatsheid schijnbaar vanbinnen uitbarst naar buiten en steeds meer om zich heen grijpt, zo is, zeggen ze, het ook met de zonde. In ons leven kunnen wij een melaats hart hebben. Hoe kunnen we die melaatsheid wegwerken in ons leven. Deze geestelijke melaatsheid gold, in de tijd waarin Jezus leefde, als een zichtbaar teken van zondigheid, het symbool van ons verzet tegen God.

Maar of je nu een lichamelijke of geestelijke melaatsheid hebt, in onze coronatijd sturen wij geen mensen weg, maar vragen hen wel, als we door de corona besmet zijn, om in quarantaine te gaan. Je even buiten de gemeenschap plaatsen, geen persoonlijke ontmoetingen en mocht dat wel nodig zijn, zorg dan voor een behoorlijke afstand. Laat je niet besmetten door een ander! Dat geldt ook voor de geestelijke besmetting die naar een zondig leven leidt. Er zijn mensen die zelfs in onze tijd zeggen dat deze corona-pandemie de straf is voor onze ongehoorzaamheid aan God, Nog steeds zijn er mensen die in hun geloof alles wat niet goed gaat verbinden met het kwaad en zonde. Maar we weten toch dat in alle tijden en eeuwen er pandemieën voorkomen. Onze God is geen God van doden, maar een God van levenden. We weten dat de natuur vaak dwarsligt: de Spaanse Griep aan het begin van de 19e eeuw koste 50 miljoen mensen het leven. En bij de pandemie van de Pest in 1390 stierven een op de drie van alle Europeanen.

Maar nog even terug naar de melaatsheid. Een huidziekte, verschrikkelijk, want de huid is niet alleen de oppervlakte van ons lichaam, maar vormt ook het contactpunt met de wereld om ons heen, onze buitenwereld. Hoe ziet ons eigen huid, en onze eigen ziel er nu uit? Onze huid slaat een brug naar andere mensen. Niet iedereen heeft dezelfde huid. Je kunt een gevoelige huid hebben, een ruwe huid. Sommigen hebben zelfs een huid zo dik als een olifant. We kunnen proberen in elkaars huid te kruipen. Of iemand zijn vel over de oren halen. En er zijn zelfs mensen die in liefde elkaar met huid en haar wel willen opvreten. En laten we eerlijk zijn: alles gaat goed, als je elkaar niet te dicht op de huid zit en als je elkaars huid maar niet vol scheldt. Er zijn ook mensen die hun huid duur verkopen. En natuurlijk moet je van de beer de huid niet verkopen voordat je hem geschoten hebt. Onze huid is ons contact met elkaar. Pijnlijk als er dan iets mis is met je huid. In Jezus' tijd was dat de melaatsheid.

Vandaag hoorde we dat een melaatse naar Jezus toekomt. Hij viel op zijn knieën voor Jezus neer. Hij pleitte met zijn rechterhand over zijn mond: ‘Als U wilt kunt U mij genezen!’. Jezus keek naar hem, zijn eigen schepsel, zijn broer, en de tranen schieten hem ook in zijn ogen uit medelijden. Hij zei: ‘Natuurlijk, wil ik dat, genees! Maar vertel het niet verder, aan niemand, houd het geheim. Want dat is niet alles, als je het rondvertelt, zullen ze nooit begrijpen wat mijn eigenlijke opdracht is.’ Maar de genezen melaatse hield zijn mond niet, hij was niet echt veranderd. En Jezus kreeg gelijk. Ze kwamen met velen om genezen te worden van hun kwalen en hun kwaaltjes.

Jezus had vanuit eerdere genezingen geleerd welke misverstanden en volksoplopen genezingen zouden veroorzaken, als het bekend werd. Hij vraagt de man zijn mond te houden. Maar dat kon hij niet. Hij vertelde het aan iedereen, links en recht en overal. Zo kwam zijn genezing niet verder dan de huid. Niet bij wat er onder zit: de genezing van zijn hart. En hoewel Jezus de eenzaamheid opzocht, kwamen ze weer, met honderden, duizenden tegelijk. Maar toch steekt Jezus zijn handen uit en maakt zijn handen vuil. Zo bracht hij iemand die aan de rand van het leven terecht was gekomen, in altijddurende quarantaine, weer terug in de kring. Zoals dat eeuwen later gebeurde op het eiland Molokai, waar Pater Damiaan de Veuster zich solidair verklaarde met de melaatsen, onaanraakbaren, tot hijzelf melaats, onaanraakbaar werd. Gelukkig is in onze westerse wereld melaatsheid vrijwel overwonnen.

Maar de nieuwe melaatsen, de nieuwe uitgestotenen, staan al weer in de rij. Nog steeds zijn er veel mensen die onaanraakbaar zijn. Zie ze staan, de lijders aan aids, de drugsverslaafden, de prostituees. We zijn ze liever kwijt dan rijk. Zie ze staan, de onaanraakbaren, buitenlanders, allochtonen. Ze hebben het moeilijk en zijn erg kwetsbaar. In een wereld die steeds rijker wordt, nemen de onaanraakbaren in steeds meer in aantal toe. Zie ze staan: de armen van de krottenwijken in Latijns-Amerika, de honderdduizenden zwerfkinderen, de miljoenen kinderen zonder ouders en familie.

God wil dat geen mens een eiland is. Hij raakt de huid aan, maakt zo opnieuw contact en haalt mensen uit hun isolement. En tot op de dag van vandaag denk ik dat een uitgestoken hand vaak beter werkt dan welke pil of poeier ook. Ook al mogen we in deze coronatijd elkaar niet aanraken, alsof we melaatsen zijn. Welke mensen zie ik staan en welke niet? Wie tellen er eigenlijk niet mee en welke wel? Welke groepen, welke mensen, laten we graag in de verdomhoek zitten?

Soms voelen we ook onszelf als melaatsen. Dan trek je je terug bij elke kritiek, dan voel je je zwaar ondergewaardeerd. Dan sluit je je op in jezelf, word je onaanraakbaar, onbereikbaar voor anderen. Jezus zegt: overwin die angst, zonder je niet af, kruip niet in je isolement, laat je zien! Net als Jezus kunnen we zó reinigend met elkaar omgaan. Door elkaar te bemoedigen en te bevestigen, door aansluiting te blijven zoeken bij God en bij elkaar, vooral ook in deze coronatijd…

Ambro Bakker s.m.a.
Zrs. van Amersfoort