De titel van de overweging

Op kerstmorgen hebben we geluisterd naar de eerste 18 verzen van het Johannes-evangelie, dat begint met de woorden: ‘In het begin was het Woord bij God en het Woord was God. Dit was in het begin bij God. Alles is door Hem geworden en zonder Hem is niets geworden van wat geworden is.’ (Johannes 1:1) En iets verder in de tekst staat: ‘En in Jezus is dat Woord is vleesgeworden en heeft onder ons zijn intrek genomen. (Johannes 1:14)
Jezus staat aan het begin van zijn ‘openbaar leven’. En vandaag horen wij in het Johannesevangelie, de eerste woorden die Jezus uitspreekt. Hij raakt in gesprek met twee mensen, die naar Hem op zoek zijn. Zij heten Andreas en Simon Petrus, twee mensen die zijn geïnspireerd zijn door de verhalen van Sint Jan de Doper. Beiden zijn ze op zoek naar de diepere vragen van hun bestaan, met een oproep om alle oppervlakkigheid achterweg te laten. Ze zijn écht op zoek naar de zin van hun leven. En wij? Wat zoeken wij en waar zijn wij naar op zoek? Als je niets zoekt en niets vraagt, zul je ook niets vinden en niets bezitten. Lucas zou dan zeggen: ‘voor wie klopt zal worden opengedaan’ (Lucas 11:10). De beide leerlingen zijn op zoek naar de Messias. Ze hebben de indringende woorden van Johannes de Doper gehoord en volgden nu Jezus. Het is dan Andreas die Jezus een vraag stelt: waar verblijft u eigenlijk en wat doet U? (Johannes 1:38)
Jezus ziet dat er twee mensen zijn die Hem achtervolgen, zelfs bijna ‘stalken’. Hij draait zich om en vraagt hen ‘wat willen jullie van Mij?’ Maar Hij komt direct zelf met een antwoord: ‘Gaan jullie maar met mij mee, dan kunnen jullie zien waar ik verblijf en wat ik doe’. Daarop gingen zij mee en zagen waar Hij zich ophield en wat Hij doet. Johannes de Doper ziet zijn neef Jezus aankomen, en roept tegen twee van zijn leerlingen: ‘let goed op die man, Hij is het Lam Gods, het Lam Gods dat de zonden van de wereld wegneemt’. Die paar woorden zijn een hele mond vol. Daar moet een hele levensfilosofie achter zitten!
Jezus als het Lam Gods. Een lam roept iets bij je op. Iets van zachtheid en onschuld. Eerder door geweld vermalen dan tot geweld in staat. Een lam is het symbool van het weerloze en argeloze. Daartegenover staat de macht van de zonde, die anonieme macht van het kwaad die ons leven steeds opnieuw bedreigt. De jacht die we niet willen, maar waaraan we toch telkens weer meedoen, ieder in zijn eigen situatie. Denk alleen maar aan de agressie die soms in onszelf naar boven komt.
Bij een lam gaat het om de zachte krachten van het leven. Daarom was het lam bij uitstek geschikt als offerdier. In Exodus 3:38-42 luidt het offervoorschrift: ‘De volgende offers moet ge op het altaar opdragen: elke dag twee eenjarige lammeren, het een ’s morgen, het ander tegen de avond. Het is een geurige gave die Jahwe behaagt’. Zo zag de profeet Jesaja het: wij waren in het leven allemaal verdwaald als dolende schapen, iedereen was zijn eigen weg gegaan, en op hem liet Jahwe de schuld van ons alleen neerkomen. Hij werd mishandeld, maar hij onderging het gedwee, zonder enig protest; als een lam dat ter slachting geleid wordt, als een schaap stom voor zijn scheerders zweeg hij’ (Jesaja 53:6-7)
Het is geen toeval, dat in het Aramees hetzelfde woord wordt gebruikt voor ‘knecht’ en ‘lam’. Al in de geschiedenis van Abraham en Isaak wordt het duidelijk, dat er iets plaatsvindt met een diepe achtergrond. God weerhield Abraham om zijn zoon Isaak te offeren. Abraham keek om zich heen en bemerkte een dier, die met zijn horens in het struikgewas vastzat. Hij greep de ram en droeg die als brandoffer op, in plaats van zijn zoon Isaak. Abraham noemde deze plaats: ‘Jahwe zal erin voorzien’ (Genesis 22:13-14). Ook het offeren van het paaslam aan de vooravond van de verschrikkelijke nacht waarin de engel de eerstgeborenen van de Egyptenaren sloeg. De vooravond van de Uittocht van Israël uit Egypte, was een plaatsvervangend offer; want de Heer liet de huizen der Israëlieten ongedeerd. We hebben vandaag pas de tweede van de 33 zondagen door het kerkelijk jaar. En nu al zitten we met het Lam Gods midden in het lijdensverhaal van Jezus. We zien nu al hoe het afloopt. In het boek van de Openbaring horen we: ‘De tijd is gekomen, laten we daarom juichen en blij zijn en Hem de eer geven nu het Lam en zijn Bruid weer bij elkaar zijn’ (Openbaring 19:7)
De kunstschilders Gebroeders van Eyck hebben van het Lam Gods in 1432 een indrukwekkend schilderij gemaakt, dat een plaats heeft gekregen in de kathedraal van Gent. Het wordt wereldwijd erkend als een artistiek hoogtepunt, en daarmee een van de meest invloedrijke religieuze schilderijen ooit gemaakt. Het schilderij telt maar liefst 18 eikenhouten panelen, waarop de aanbidding van het Lam Gods centraal staat.
Johannes de Doper wijst Jezus aan als het Lam van God dat wegneemt de zonden van de wereld. De twee leerlingen willen er meer van weten en gaan achter Jezus aan. Ik denk dat in de woorden ‘Lam Gods’ hun verwachtingen liggen uitgedrukt. Maar wat verlangen ze van het leven? Misschien iets van het argeloze en het ongerepte dat zij in Jezus zien. Iets van 'n droom die ze in Zijn ogen weerspiegeld zien. Iets dat zin geeft aan hun leven. Andreas ontmoet zijn broer Simon en zegt tegen hem: ‘Wij hebben de Messias gevonden’. Daarmee zegt Andreas nogal wat! De Messias! Dat woord was voor generaties joden zwaar geladen. In dat ‘Messias’ klonk voor hen iets door van een nieuwe wereld. Een nieuwe wereld, waarin mensen op een andere manier omgaan met elkaar; een wereld waar sprake is van gerechtigheid en vrede, een wereld waar de spiraal van alle geweld doorbroken is, waar wolf en lam samenwonen. Alle volkeren, van oost tot west, en van noord tot zuid, onder één dak! Daar droomde de profeet Jesaia al van. Daar dromen ook de twee leerlingen van die Jezus volgden. En daar droom ik ook zelf van. En wereld zonder geweld, vooral zonder dat zinloze geweld.
Voor mij is het evangelie van vandaag de boodschap dat wij, ondanks de macht van het (almaar toenemend) geweld, toch mogen blijven geloven in de weerloze macht van een kind (ook van het kind in je zelf). Ik ben ervan overtuigd dat ik daarmee heel dicht in de buurt ben van wat Johannes de Doper bedoelde met het ‘Lam Gods’. Geloven in de diepste krachten in jezelf. Geloven in de krachten die God in elk mens gelegd heeft en die zo gauw overwoekerd worden door agressie en geweld, door angst en wantrouwen, door jaloezie en haat. ‘Wat zoekt U? Waarmee kan ik u van dienst zijn?’ Misschien is het antwoord dat het kind in ons, het Lam Gods, het laatste bolwerk is dat we in ons leven prijs mogen geven.
Ambro Bakker s.m.a.
Deken van Amsterdam
H. Augustinus, Amsterdam-Buitenveldert