St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel
Allerheiligen 1 november

De titel van de overweging

Sommige dingen uit je jeugd vergeet je nooit meer. Zoals die ruzie met mijn buurjongen. Ik gaf hem een reuze opdoffer, omdat hij me uitschold voor ‘heilig boontje’. Ik kreeg trouwens een mooie opdoffer terug. Nu ik ouder ben, denk ik: was ik maar zo’n heilig boontje, want de weg daarheen valt me flink tegen! Het is een voortdurend proces van vallen en opstaan, van gerealiseerde en gesneuvelde idealen. Gelukkig heb ik later ook begrepen dat de heiligen ook niet van die heilige boontjes waren. Ook zij hebben het leven geleerd met vallen en opstaan: met voor en tegens, in armoede en rijkdom, in ziekte en gezondheid. Maar zij hebben de hemel wel bereikt. Vandaag vieren we hun feest van ‘Allerheiligen’.

De laatste jaren zijn er wel heel wat mensen door de pausen zalig- en heiligverklaard. Het zijn er zoveel dat je weleens denkt: blijven er nog gewone gelovigen over? Of heel ijdel: zal ik ooit ook nog een kans maken om heiligverklaard te worden en een goddelijk onderscheiding zal krijgen? Wie de lijst om heiligen bestudeert ontdekt al spoedig dat mannen in de meerderheid zijn en dan vooral mannen, die paus, bisschop, abt, pater of broeder waren. Ook onder de vrouwen overheersen de zusters, de maagden en weduwen. Gewone mensen, lekengelovigen, vaders en moeders zijn in de minderheid.

Maar natuurlijk gaat het op Allerheiligen vooral ook over gewóne en ongewone mensen. Zij vormen de onmisbare schakels in de goddelijke ketting. Je komt daar de namen tegen van mensen als Abraham, Mozes, David, Jeremia, Job, Jezus, Maria, Jozef, Paulus, Sint Jan de Doper, Maria Magdalena, Antonius van Padua, Gerardus Majella, Edith Stein, Augustinus, Kaatje Dierckx, maar ook de naam van tante Gre die zo'n rustpunt in de familie was. Ook de naam van die onbekende moeder die ondanks haar fouten vier kinderen fantastisch heeft grootgebracht. Zij zal nooit heilig worden verklaard. De vraag is of dat ook nodig is, want we weten dat ze in Gods handen zijn. Mensen die naar God toegegroeid zijn. God heeft ze hen talenten gegeven waarmee ze hebben gewoekerd. Zij hebben het leven geleerd met vallen en opstaan.

Naast de lijst van mensen die officieel heilig zijn verklaard, zijn er nog tal van mensen die voorgoed bij God geborgen zijn. Ik denk aan die vrouw van 84 die gestorven is. ‘Zij was zorgzaam en goed’ stond erboven de rouwadvertentie. Ze heeft haar kinderen grootgebracht in de moeilijke oorlogsjaren. Ze stond altijd klaar voor anderen. De nood van de ander was haar nood. Altijd wilde ze je iets geven, als je bij haar was. Alles heeft ze gegeven, tot zelfs haar man toe. Nu is ze opgebrand, uitgeblust. Op haar begrafenis zeiden de mensen: ‘Als er iemand in de hemel komt, dan is zíj het wel!’ Hoeveel mensen zijn er niet als zij? Mensen, gerijpt door het leven.

Bij zulke beschreven en onbeschreven heiligen zoeken wij heil, onze toevlucht. Zij zijn onze voorsprekers, bemiddelaars, tussenpersonen bij God. Heiligen zijn de verbindingslijnen tussen hemel en aarde, de trait-d’union tussen God en mens. Zij zijn ook Gods bondgenoten en bondgenoten van ons. Als bondgenoten mogen wij een verbindingslijn beleven tussen hemel en aarde, tussen God en mens, tussen boven en beneden. Een verbinding, een verbondenheid met hen die on al zijn voorgegaan naar het hemelse Vaderland.

In de theologie wordt er gesproken van een driedimensionale verbondenheid: de strijdende, de lijdende en de zegenvierende kerk. In het van Dale-woordenboek wordt bondgenootschap omschreven als ‘iemand die zich met anderen verbonden heeft ter bereiking van een gemeenschappelijk doel: als gelijkgezinde personen en partijen die elkaar helpen en steunen in de strijd voor of tegen de denkbeelden in staat, kerk of maatschappij. In hen begroet ik een bondgenoot, een medestander, een medestrijder’.

Als je de drie lezingen van Allerheiligen naast elkaar legt, dan zie je duidelijk dat het gaat om een bondgenootschap: in de hemel, op aarde en daar tussenin. In de eerste lezing zien we een grote menigte uit alle rassen en stammen en volken en talen. Zij stonden voor de troon van het Lam, gekleed in witte gewaden en met palmtakken in de hand. Dat zijn degenen die komen in grote verdrukking, die hun gewaden hebben witgewassen in het bloed van het Lam. In de tweede lezing hoorden we: ‘Vrienden, nu reeds zijn wij kinderen van God en wat wij zullen zijn is nog niet geopenbaard’. En in het evangelie: ‘Zalig de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen. Zalig wanneer men u beschimpt, vervolgt en lasterlijk van allerlei kwaad beticht om Mijnentwil, want verheugt u en juicht, want groot is uw loon in de hemel.

In Gods kerk zijn wij, wat gelovigen betreft, profs en amateurs. De profs zijn al die heiligen die de goede strijd gestreden hebben, het geloof bewaard en de loop volbracht. Wij amateurs in geloven, spelend in de onderafdeling van het christendom, kijken met bewondering tegen hen op, en bidden dat zij onze voorsprekers mogen zijn: dat ook wij de eindzegen mogen halen, de beker en lauwerkrans van eeuwige leven, een goddelijk lintje!

Op 1 november werd vroeger het oogstfeest werd gevierd in de kerk. Het was dan oogstdankdag. Pas later is het het feest van Allerheiligen geworden. Midden in de herfst, met het nieuwe kerkelijk jaar in zicht, wordt de oogst als het ware binnengehaald in de vorm van alle bekende en onbekende heiligen. En daarvoor wordt God dank gebracht. Helemaal niet zo'n gekke gedachte, mensen als oogst, mensen als de vruchten van de akker van Gods Koninkrijk. God zaait op zijn wereldakker en laat het graan rustig opgroeien tot de dag van de oogst. Dat beeld gebruikt ook Jezus in de gelijkenis van de al te ijverige knechten, die de akkers steeds maar willen wieden. Toch moeten ze de akker met rust laten van de Heer. Pas op de dag van de oogst worden graan en onkruid gescheiden. Heiligen, zou je kunnen zeggen, zijn mensen die op Gods wereldakker tot volle wasdom zijn gekomen, mensen die tijdens hun leven vruchten hebben gedragen. God-zij-dank, Deo Gratias

Ambro Bakker s.m.a.
deken van Amsterdam