De titel van de overweging
In het evangelie van vandaag gaat het over water, en zelfs heel veel water. Water is levensnoodzakelijk. Zonder water kunnen we niet bestaan. Tot stof en as zullen we vergaan, maar voor het zo ver is, bestaat ons eigen lichaam voor het merendeel uit water. Sommigen zeggen dat wij zelfs voor 80 procent uit water bestaan. Anderen zeggen zelfs voor 95 procent. Een professor van de afdeling Nefrologie hoorde ik eens zeggen: ‘Je kunt aan je water voelen dat dát niet klopt’. Water is wel het hoofdbestanddeel van ons menselijk lichaam, maar het is ‘slechts’ 55 tot 60 procent. Het vocht neemt wat af als je ouder wordt, maar een zuigeling bestaat voor 75 procent uit water en een embryo zelfs voor 80 procent.
Het is duidelijk: ons lichaam bestaat voor het grootste gedeelte uit water. En waar zouden we zijn zonder water? We groeien in het water, vruchtwater. We worden gedoopt met water. Er is geen leven zonder water. Spelen met en in het water is voor kinderen heerlijk. Zwemwater, zeewater, drinkwater. Maar aan de andere kant heeft water ook gevaarlijke kanten. Je kunt erin verdrinken. En daarmee heeft het begrip water twee kanten. Een kant die hoort bij het leven, een andere kant die hoort bij de dood. Eigenlijk is dat hetzelfde met vuur. Wij ontsteken vuur, dat ons warmte geeft en licht, maar hoe velen zijn er niet omgekomen door datzelfde vuur! Elke dag geeft de tv ons daar beelden van.
Water kun je drinken, maar je kunt er ook in verdrinken. De dodelijke kracht van het water komen we ook tegen in de Bijbel, en dan gaat het dikwijls om heel veel water. Het verhaal van de grote zondvloed, en van de veilige doortocht van het Joodse Volk door de Rode zee (en de Egyptenaren die daar massaal zijn verdronken). En wij kennen de kracht van het water, onder andere in de tsunami, die talloze mensen het leven kost. Maar de Bijbel heeft gelukkig ook alle aandacht voor de levenwekkende kracht van het water. Dan gaat het over stromend water, over een bron, een rivier en een fontein, bronnen van leven. Zoals Jezus onze bron is van Levend Water. De vrouw bij de bron weet daarvan mee te praten!
Het evangelie van vandaag speelt zich af op het meer. Het gaat om de vernietigende kracht. In storm en wind spelen hoge golven en een aardbeving - en tenslotte een volkomen stilte - een belangrijke rol.
De harde wind en de hoge golven houden de leerlingen af van het vaste land. Zij voelen zich bedreigd, onzeker over hun bestemming.
In die situatie zien zij plotseling Jezus komen, lopend over het woelige water. De leerlingen schreeuwen van angst. Ze zijn bang dat ze zullen verdrinken. Is dit verhaal nou echt gebeurd? Heeft Jezus écht over het water gelopen? Eigenlijk is het antwoord op deze vragen niet eens zo belangrijk. Matteüs wil ons met dit verhaal troosten. Het is een verhaal dat gaat over chaos en angst, over redding en troost.
In de eerste lezing uit het eerste boek der Koningen horen wij vandaag hetzelfde thema. We vernemen hoe de profeet Elia van plan is om naar de berg Horeb, de berg van God, te gaan. Maar op weg naar God moet hij een hevige storm doorstaan. Een storm die zo hevig is dat het bergen deed splijten en rotsen verbrijzelde.
Maar de Heer was niet in de storm. Op de aardbeving volgde het vuur. Maar ook in het vuur was God niet te vinden. En op het vuur volgde het suizen van een zachte bries. Elia bedekte zijn gezicht met zijn mantel en hij bleef staan aan de ingang van de grot. Hij heeft ervaren dat je God alleen tegen kunt komen, niet in de storm, maar in de stilte van je bestaan.
Het kan gebeuren dat we zeggen: in de stormen en aardbevingen van mijn leven lukt het me amper om mijn hoofd boven water te houden. Bij iedereen trekken soms koude stormen door je leven heen. En het lijkt dan wel alsof die stormen ook trekken door kerk en wereld van onze jaren. De corona-virus is zo’n storm, zo’n struikelblok dat heel de wereld in zwaar weer kan brengen. Waar is dan je houvast, wie wijst ons dan een begaanbare weg? Wie zorgt ervoor dat we niet te pletter lopen tegen de golven en bergen van misverstand en onbegrip?
Nu kent elke tijd zijn stormen. Hoe blijf je dan recht overeind? Dat hebben ook de eerste Christenen ervaren. Hun leven was één puinhoop, door de christenvervolgingen in Rome. Ze zochten naar een antwoord. En dan vertellen ze elkaar het verhaal van de Storm op het Meer! Het was een boodschap vol troost en bemoediging. Want ze zaten met de vraag: waarom dit lijden. Waarom heeft Jezus zieken genezen en zelfs doden laten opstaan, terwijl om ons heen zoveel trouwe mensen ondergaan in dood en verderf? Waarom al dat lijden, waarom al dat verdriet? Waarom moet het goede in het leven altijd met verdriet en bloed verkregen worden?
Deze vraag van de eerste Christenen is de vraag van alle tijden. Waarom gaan er mensen dood, en waar blijft dan je God? Een begaanbare weg wijst ons het verhaal van de storm op het meer. Water is in de Schrift de verblijfplaats van kwade machten, beeld van de dreigende dood. Want wie kan zijn kracht meten met de storm? Maar Jezus was er niet bij. Hij had zélf gevraagd aan zijn leerlingen om naar de overkant te varen. Hij heeft hen zélf gedwongen de wateren van de dood te trotseren, terwijl Hij Zelf de berg Horeb opgaat om te bidden. De hele nacht worstelen de leerlingen met de dood. Pas tegen zonsopgang komt Jezus naar hen toe over het water. Hij trotseert de golven van de dood en brengt hem tot bedaren.
Als het water tot aan je lippen komt, als hevige stormen door je leven trekken, als alle grond onder je voeten is weggeslagen, dan mag je weten dat Jezus zelf zich over de doodswateren begeeft. Misschien mogen wij dan mét de leerlingen ervaren dat je die bange nacht achter je mag laten. Dat Jezus je bij de hand neemt en redt. Wat er ook gebeurt: je zult niet in de golven verdwijnen, maar je komt eigenlijk waar je thuishoort; in het Huis van de Levende God. Dat is de Blijde Boodschap van de lezingen van vandaag: Jezus als onze bron van Levend Water.
Ambro Bakker s.m.a.
Zrs. van Amersfoort
en locatie Augustinuskerk