St. Augustinuskerk glas-in-lood H.Geest

Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

HOUD JE LAMP BRANDEND & JE LENDENEN OMGORD

olielamg brandt

Mijn oudste broer, die intussen overleden is, is bijna zijn hele leven pastoor geweest in de Amerikaanse Stad Boston. Hij stond daar vooral bekend om zijn korte preken, zeker als het buiten en in de kerk erg warm was. Bij zo’n dag zat ik bij hem in de kerk. De airco was kapot. Toch hield mijn broer een preek, maar die was in enkele zinnen al voorbij. Hij zei: ‘Dames en heren, buiten is het warm, binnen is nog warmer! Als u niet tegen die hitte kunt, zorgt er dan voor dat u uit de hel blijft, want daar schijnt het nog warmer te zijn! Met andere woorden, houdt ook in deze hitte uw lendenen omgord en uw lampen brandend. Amen!’

Jezus heeft het vandaag over je lamp branden houden, maar ook dat je je lendenen moet omgorden. Het woord lendenen (de heupen) kennen wij nauwelijks meer. De Hebreeuwse uitdrukking ‘de lendenen omgord’ heeft te maken met een tunica, een onderkleed. In het Oosten droegen zowel mannen als vrouwen lange kleren, die tot de voeten reikten. Met een gordel werd het kleed opgehouden, zodat de voeten en benen meer bewegingsvrijheid hadden. Iemand die zijn lange kleding omhoogtrekt en het met een gordel om zijn lendenen vastbindt, die kan zich dus snel verplaatsen.

De Israëlieten moesten in de nacht van hun vertrek uit Egypte zo klaar staan, de lendenen omgord, om direct te kunnen vertrekken. (Exodus 12:11) ‘Zo moeten jullie het Pascha eten: jullie middel (lendenen) omgord, jullie sandalen aan de voeten en jullie stok in de hand. Jullie moeten het in nerveuze haast eten. Dat is het Pascha, de Uittocht uit de slavernij, richting het Beloofde Land.

Je lamp laten branden en je lendenen omgorden. Mijn broer hield destijds zijn kortste preek over het evangelie van vandaag. Ter nagedachtenis aan hem zal ik mijn preek vandaag ook maar niet al te ingewikkeld maken. Ik wil u een verhaal vertellen dat het evangelie van vandaag kan verhelderen. In een klein stadje woonde een ijverige bankbediende. Je zag hem altijd bezig, verdiept in zijn stukken. Soms verscheen hij op zijn werk niet eens bij de koffie, dan had hij het weer eens veel te druk. Nooit nam hij een vrije dag, snipperde nooit, nam nooit 'n baaldag. Daar moest hij niets van hebben. Van 's morgens vroeg tot 's avonds laat werkte hij stug door, in de hoop spoedig hogerop te komen. Zelfs thuis zat hij nog met zijn gedachten bij zijn werk. Hij zag zich al aan de top!

Maar op 'n kwade dag is hij gestorven. Daarmee was zijn droom in duigen gevallen! En zoals iedereen riep God ook hem ter verantwoording. God vroeg hem hoe zijn leven was geweest. Enthousiast begon hij te vertellen over zijn grote idealen. Daar had hij alles voor gedaan. Daar had hij alles voor over gehad! Maar ja, de dood had zijn carrière danig in de war geschopt! ‘En toen’, vroeg God. En weer begon de man, nog enthousiaster te vertellen, met nog meer details. Hoe hij dag en nacht gezwoegd had, van 's morgens vroeg tot 's avonds laat. Dat hij nooit een snipperdag of een baaldag genomen had. Hij had gestudeerd, plannen uitgedacht en uitgewerkt, maar helaas, zijn dood had roet in het eten gegooid!

God begon nu écht nieuwsgierig te worden en vroeg: ‘en verder?’ De man was verbaasd en wilde het hele verhaal voor de derde keer gaan vertellen. Nee, zei God, dat bedoel ik niet. Vertel eens iets over de zon en de regen, de bloemen en bomen, de vogels in de lucht en de vissen in het water Maar de man moest God het antwoord schuldig blijven. Maar mensen, zei God, heb je geen mensen gezien en gesproken? Maar de bankbediende wist alleen iets te vertellen over zijn vrouw, zijn kinderen en enkele collega's van de zaak. Dan heb je ook niet geleefd, zei God, en Hij stuurde de man teleurgesteld terug.

In dit verhaal kunnen we veel van onszelf herkennen. IJdelheid der ijdelheden. Waar maken we ons toch altijd zo druk om, want alles is toch ijdelheid. Vorige week hoorden we in het Evangelie hoe een man zijn schuren liet afbreken en steeds grotere liet bouwen. 'n Appeltje voor de dorst, voor later, maar voor welk later? ‘Dwaas, nog deze nacht komt men je leven van je opeisen!’ Het Evangelie gaat vandaag verder: ‘Houdt uw lendenen omgord en uw lampen brandend, want je weet niet wanneer de Heer des huizes komt!’ Dat komt altijd op een moment waarop je dat niet zult verwachten. Zorg er daarom voor dat Hij je niet vindt tussen de ruïnes van je leven! Bereid je voor op die topontmoeting en stop je hoofd niet in het zand van ijdelheid der ijdelheden.

In de tweede lezing, uit de Hebreeënbrief, hoorden wij hoe Abraham vol geloof is weggetrokken uit zijn land, en zich losmaakte van zijn geboortegrond, los van al zijn zekerheden en ging een vage belofte achterna. Een man zonder grond, zonder kinderen. Wat voor toekomst heeft zo'n mens? Abraham leefde in tenten, als een vreemdeling. Op hoop van zegen is hij gegaan: God zegene zijn greep! Op eigen grond is Abraham vreemdeling gebleven. Dat is het indringend besef van de Joodse traditie: in eigen land zijn we zelf gasten en vreemdelingen. ‘De aarde’, zegt een spreekwoord, ‘hebben wij te leen van onze kinderen!’

In de eerste lezing hoorden wij, in het boek Wijsheid hetzelfde motief. Daar gaat het over Mozes die met zijn volk de woestijn in trekt en daar veertig jaar verblijft. Ook een blik op oneindig, waar gaat deze tocht donder geld, zonder toekomst naar toe? Maar naast Abraham hield ook Mozes het vol. Dat Land van Belofte, waar we van dromen, die gouden toekomst, ligt toch binnen handbereik (ook al duurt de tocht veertig jaar, ons mensenleven lang).

Ook wij zijn mensen, die een leven lang onderweg zijn. In Bijbelse taal: we is wachten op de komst van de bruidegom die zijn bruid komt ophalen. Maar wachten en wachten is twee. De sfeer is anders in de wachtkamer van de dokter dan in de verwachtingskamer van de kraamkliniek. Je kunt wachten op iemand die je graag mag, soms moet je wachten op iemand die je liever niet ziet. Wachtende, wakende mensen worden in het evangelie gelukkig geprezen. Ze voorkomen dat ze iets kostbaars kwijtraken én ze worden beloond voor hun trouw. Hun houding is een houding van ‘bereid-zijn’. Klaar staan om open te doen. Zij staan niet slaafs te wachten, met de hand aan de knop van de deur, om open te doen. Zij hebben hun hart opengesteld voor de Komende. Het zijn waakzame mensen die weten waar het om gaat. Door ervaring hebben zij geleerd wat belangrijk is in hun leven en wat niet. En vooral: houd je lamp van je Godsbesef brandend en laat je niet te veel leiden door al die aardse dingetjes.

Ik hoop dat de Heer ons zó zal aantreffen. Niet zozeer verdiept in heftige discussies over de toekomst van de kerk, niet verdiept in allerlei vergaderstukken, niet neuzend tussen bank- en marktberichten, maar in gesprek en opvang van onze naasten, van mensen die, terwijl hier de zon schijnt, in diepe duisternis verkeren. De onderlinge solidariteit is dé graadmeter van ons geloof. Het is een uitnodiging van God niet te horen bij een volk dat ten koste van anderen eigen zakken vult, maar om te behoren bij een volk dat verdergaat in het voetspoor van Jezus Messias, de Mensenzoon die geen steen had om zijn hoofd op neer te leggen. Laten we ervoor zorgen dat wij in ons leven onze lampen brandend houden en onze lendenen omgord. Echte gelovigen zijn vaak de duisternis voorbij, en verwachten, te Zijner tijd, op de grote Lichtkrans van de Allerhoogste. Je zou daar vanbinnen heel warm van kunnen worden1

Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
Locatie: H. Augustinus