Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

VAN KIP TOT ADELAAR

adelaar

In een kippenhok groeide, te midden van de kippen, een jonge adelaar op. Waarschijnlijk was hij daar terecht gekomen, omdat een jongetje kattenkwaad had uitgehaald en een adelaarsei in het kippenhok had neergelegd! Op een dag kwam een vogelkenner bij de kippenboer op bezoek. Hij zag het adelaarsjong en zei tot de kippenboer: ‘dat beest is geen kip, het is een adelaar’. ‘Ja’, zei de boer, ‘dat zie ik ook wel, maar voor mij is het een kip, want ik heb hem als kip grootgebracht en hij heeft alleen kippenvoer gekregen. Dus voor mij is het een kip.’

‘Moet je eens opletten’, zei de vogelkenner, ‘dan zul je zien dat het een echte adelaar is en geen kip’. En hij nam het dier in zijn handen en riep: ‘vlieg nou maar!’ Maar het beestje keek naar de grond, zag het lekkere kippenvoer, sprong uit zijn handen naar beneden en begon net als de kippen naar het voer te pikken. Een paar weken later probeerde de vogelkenner het nog eens, maar opnieuw sprong de jonge adelaar uit zijn handen om van het kippenvoer te genieten. Ten einde raad nam de vogelkenner het beestje mee naar de bergen. En daar gebeurde het wonder. Staande boven de afgrond riep de vogelkenner: ‘sla je vleugels maar uit’. En in plaats van naar de grond, keek het beestje nu naar de hemel. En het leek wel alsof er een siddering door hem heenging. Hij keek met beide ogen naar de zon, sloeg zijn vleugels uit en vloog de zon tegemoet, zonder ooit nog naar het kippenhok terug te keren!

Waarom vertel ik u dit verhaal? Om aan te geven dat dit verhaal over de adelaar eigenlijk ons eigen levensverhaal is. Plakken wij ook vaak niet aan de aarde, zoals de kippen, en zijn we dik tevreden met ons dagelijks voedsel? En als er wat te halen valt zijn we er als de kippen bij! En als er niets te halen valt is er geen kip te zien! Wij proberen allemaal op deze wereld ons graantje mee te pikken.

Wij zijn opgevoed te midden van honderden materiële dingen. Het lijkt wel alsof luxe en comfort ons de laatste jaren vleugellam hebben gemaakt. Onze vleugels die ons boven de welvaart moeten uittillen zijn zwak geworden. Te zwak is onze hoop op een betere wereld. Onze aspiraties liggen te laag. Het lijkt alsof we opgesloten raken in ons eigen kleine kringetje. Wat hebben we als mensen eigenlijk weinig nodig om gelukkig te zijn. Belangrijker dan een mooi huis, een goede baan, wat kippenvoer uit de supermarkt, is het feit dat je iemand hebt die uit liefde zijn of haar arm om je heen slaat. Je het gevoel geeft dat je de moeite, ja alle moeite waard bent.

Het evangelie zegt ons dat wij ons niet louter moeten binden aan de aarde. Het evangelie wil ons vleugels geven. Laat het evangelie niet haar draagkracht verliezen. Wij zijn als mensen geroepen om onze vleugels naar de hemel te slaan, de zon tegemoet. En laten we niet kippig zijn: want in elk mens slaat het hart van een adelaar. Wij zijn geschapen voor het oneindige, om de zon, God, tegemoet te vliegen. In ieder van ons leeft, bewust of onbewust, de drang om los te komen van onszelf, om boven de materiële dingen uit te leven voor het eeuwig leven.

Jezus, zo lezen wij vanavond in het evangelie, ontdekt zelfs in een zondig mens als Zacheüs het hart van een adelaar. Wat mij trof in dat verhaal was de zin: ‘hij was klein van gestalte.’ Zacheüs was klein, hij stak niet boven de anderen uit, was beneden de maat, leefde ongegeneerd van wat hij tegenkwam in het kippenhok, zelfs als dat ten koste ging van de andere kippen. Eigenlijk is élk mens een Zacheüsfiguur. Natuurlijk, je kunt je groothouden, je kunt zelfs op hoge hakken lopen, je kunt een grote wagen kopen, maar je blijft wie je bent: een kleine Zacheüsmens. Niemand heeft de wijsheid in pacht. En als je de jaren die achter je liggen overziet, schrik je soms van je eigen kortzichtigheid. Waar zijn je idealen gebleven? We deinen mee op de golven van sympathie en antipathie en we weten vaak met onze houding geen raad.

En eigenlijk willen we maar één ding: we verwachten begrip, ontmoeting, ruimte, bemoediging en vergiffenis. In één woord: onder dak zijn! Onderdak vinden bij elkaar en God, thuis zijn bij jezelf, door de ander worden geaccepteerd zoals je bent. De ondermaatse Zacheüs liep verloren tussen de mensen. Jezus draait de zaak om: Hij zoekt bij Zacheüs onderdak. En dan gebeurt het wonder: Jezus ontdekt in Zacheüs het hart een adelaar.

Wanneer zal de mens opdagen die in óns de adelaar ontdekt? Een mens die ons bij de hand zal nemen, die ons moed inspreekt, die ons verheft naar de zon? Het evangelie wil ons vanavond een antwoord geven. Wat er gebeurd is met Zacheüs kan vandaag aan óns gebeuren. Het is misschien voor sommigen wat ouderwets om te praten over een avondgebed. Maar is het zo slecht om aan het einde van elke dag eens na te gaan waar je die dag je keuzes hebt gemaakt. En hoe zijn die keuzes uitgevallen? Waar heb je mensen de ogen uitgepikt? Waar lagen je sterkste momenten? Het zal je leven vormen, steeds beter maken, je leven corrigeren.

Doorgroeien van kip tot adelaar. Je leven laten leiden, niet door de welvaart en allerlei materiële zaken. Je leven laten leiden door het evangelie. God tegemoet vliegen. Iets van je leven maken in die paar jaar dat we - tegen de achtergrond van de eeuwigheid op aarde doorbrengen. Laat je leiden door je dromen en je idealen. Stijg uit boven materiële dingen. Als het om onze vrijheid gaat: onze vrije keuze voor God, laten we er daar dan als de kippen bij zijn!

© Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
Locatie: H.Augustinus