Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

DE KRACHT VAN VERHALEN

de arme Lazarus
“Hoe vaak heb ik je dat nu al gezegd? Dat mag niet!”
“Maar waarom dan niet, mama?
“Waarom niet? Omdat ik het zeg!”

“En toen kwam er een olifant met een lange snuit en die blies het hele verhaaltje uit.”
“Nog eentje, papa!”

Twee dialoogjes die we dagelijks om ons heen kunnen horen en die – hoewel ze heel verschillend zijn – één ding gemeenschappelijk hebben: ze maken duidelijk dat wij mensen verhalende wezens zijn. Of we nu jong of oud zijn, we willen best wel luisteren, geloven, aannemen op gezag van een ander, als we maar uitleg krijgen. Een autoriteitsargument of een morele les werken niet, maar als de boodschap ons via een goed verhaal bereikt, kunnen we er geen genoeg van krijgen en laten we ons overtuigen. Als Iemand dat goed begrepen heeft en er als geen ander op in wist te spelen, dan was dat wel Jezus van Nazareth. Een groot deel van de evangelies van Mattheüs, Markus en Lucas bestaat uit verhalen die zo aanspreken dat we ze ook buiten de Bijbel, in spreekwoorden, literatuur en beeldende kunst, terugvinden. Denk aan het penningske van de weduwe, de barmhartige Samaritaan of de verloren zoon. De parabel van vandaag, over de rijke man en de arme Lazarus is ook zo’n overbekend verhaal, maar dat betekent niet dat er niets nieuws in te ontdekken valt. Als we het wat aandachtiger lezen, zien we steeds beter hoe geraffineerd het in elkaar zit.

Allereerst valt op dat, in tegenstelling tot wat je zou verwachten, de rijke man een onbekende anonymus is, terwijl de arme sloeber voor zijn deur wel bij name genoemd wordt. Dat geeft al aan naar wie de sympathie van de verteller, van Jezus dus, uitgaat: de onaanzienlijke heeft een naam bij hem. En niet zomaar een naam, nee de man heet Lazarus, Eleazar in het Hebreeuws, en dat betekent: God redt. Een eervolle naam dus, die bovendien aangeeft wat de afloop van dit verhaal zal zijn – er is hoop voor de arme man.

Ten tweede bevat het verhaal een kernachtige boodschap die de toehoorders onmogelijk kan ontgaan. Het staat er niet met zoveel woorden, maar het publiek van Jezus bestaat dit keer niet alleen uit de gebruikelijke sceptische luisteraars – de Farizeeën –, maar ook uit de leerlingen. Jezus is onderweg naar Jerusalem en tijdens die reis rust Hij Zijn volgelingen toe door met allerlei parabels duidelijk te maken waartoe Hij gekomen is. In het verhaal van vandaag maakt Hij daarvoor gebruik van scherpe tegenstellingen die er een prettig overzichtelijke geschiedenis van lijken te maken. Lijken te maken... De rijke man gaat in purper en fijn linnen gekleed, terwijl Lazarus gehuld gaat in zweren. De rijke man viert elke dag feest met zijn vrienden (en doet daarin sterk denken aan de levensgenieters over wie Amos het heeft); Lazarus lijdt honger en heeft slechts de honden (bij de Joden onreine dieren) als gezelschap. De tegenstellingen zijn dan nog overbrugbaar, maar daarvoor zou de rijke man in actie moeten komen en dat doet hij niet. Als beiden sterven, kantelt alles. Lazarus krijgt een hemelse begrafenis: hij wordt door engelen in de schoot van Abraham gedragen, in de schoot dus van degene met wie Jahweh Zijn eerste verbond sloot. Zonder de Godsnaam te gebruiken, drukt Jezus zo uit dat Lazarus na zijn dood met de Vader verenigd wordt. De rijke daarentegen krijgt een menselijke, lees: wereldse, begrafenis en belandt in de onderwereld, waar hij zwaar moet lijden. En niet eventjes, maar voor altijd, want de tegenstelling is nu definitief, de kloof voorgoed onoverbrugbaar. Eindelijk gerechtigheid, zijn we geneigd te zeggen, had de rijke man maar aardiger moeten zijn voor die arme Lazarus.

Vervolgens, en dat is het derde kenmerk dat deze parabel zo sterk maakt: hij houdt niet op bij dit ‘eigen schuld, dikke bult’. Jezus houdt de aandacht van zijn publiek gevangen door het verhaal een onverwachte wending te geven waaruit blijkt dat het hem niet puur om de tegenstelling tussen rijk en arm, gezond en ziek gaat. De rijkaard blijkt namelijk niet zo bruut en onverschillig als je geneigd bent te denken, want als Abraham duidelijk maakt dat er voor hem geen hoop op verbetering van zijn situatie is, protesteert hij daar niet tegen en aanvaardt zijn lot. Wel roept hulp in voor zijn familie op aarde en vraagt iets spectaculairs: hij wenst dat iemand vanuit het hiernamaals zijn broers gaat waarschuwen, zodat ze niet dezelfde fout begaan als hij. Het kwartje is dus gevallen bij hem. Het antwoord van Abraham is tweeledig: ze hebben Mozes en de Profeten en als dat niet genoeg is, zullen ze ook naar iemand die uit de doden opstaat niet luisteren. Wat bedoelt hij daar precies mee? Waarom legt Jezus Abraham deze woorden in de mond?

Mozes en de Profeten, dat wil zeggen: het grootste deel van de boeken die wij nu kennen als het Oude Testament. Die teksten vertellen ons dat God hemel en aarde heeft geschapen, het oneindige heelal met alle sterren en planeten, de aarde met de sequoia’s en de edelweiss, met de olifanten en de vlinders en dat Hij in al die schoonheid de mens heeft neergezet om Hem lief te hebben en met zijn medemensen gelukkig te zijn. De teksten vertellen ons hoe de mens, in zijn grenzeloze hoogmoed, de paradijselijke situatie van het begin verstoord heeft, maar dat Gods liefde zo ver gaat dat Hij Iemand beloofde om de band te komen herstellen. “Hoe spectaculair wil je het hebben?” zegt Jezus hier in feite; “de rijke man had beter kunnen en moeten weten, maar ook jullie, Farizeeën en leerlingen, ook jullie hebben met Mozes en de Profeten een schat in handen.” En toch is er verzet tegen de boodschap van liefde die Hij is komen brengen. En toch voorziet Hij dat zelfs de leerlingen op zijn minst moeite zullen hebben om Hem te geloven. In de laatste zin van het verhaal laat Jezus Abraham immers zeggen dat de broers van de rijke man zelfs niet zullen luisteren als er iemand uit de doden opstaat. Daarmee doelt Hij ook op Zijn eigen dood en verrijzenis: Hij is immers op weg naar Jerusalem en weet wat Hem daar te wachten staat.

Al met al geeft Jezus met deze parabel een effectief stukje geloofsonderricht aan de Farizeeën en de leerlingen – Hij maakt duidelijk dat Hij die Iemand is, die de band met God is komen herstellen en nodigt Zijn publiek uit, mee te werken aan de terugkeer van de paradijselijke situatie. Maar de Farizeeën en de leerlingen zijn niet de enige toehoorders van dit verhaal – Lucas heeft het in Zijn evangelie opgenomen voor zíjn lezers, de christenen van de eerste eeuw, die er niet in slaagden het eerste enthousiasme waarover we lezen in de Handelingen (“Zij bezaten alles gemeenschappelijk”, Hand. 2: 44) verder te verspreiden. Maar ook wij zijn nu, in de 21ste eeuw, toehoorders van deze parabel. Wat kunnen wij eruit leren? Mij viel vooral de vraag van de rijke man om een spectaculaire gebeurtenis op. In feite is het een vraag om een teken dat het bestaan van God en de realiteit van een leven na de dood onomstotelijk bewijst en dat is een vraag die we allemaal wel zullen herkennen. Iedereen kent immers zijn momenten van twijfel, verdriet en wanhoop. Ook voor ons geldt dan dat we Mozes en de Profeten hebben en bovendien een heel Nieuw Testament met gebeurtenissen en verhalen die ons kunnen overtuigen. Maar dat zijn verhalen van lang geleden. Wat zouden we graag hier en nu een teken van God ontvangen, een glimp van het leven over de dood heen zien. Persoonlijk denk ik dat die gebeurtenissen er zijn, maar dat je het spectaculaire ervan alleen ziet als je het kunt en wilt zien, omdat je je hebt laten voeden door Mozes en de Profeten.

Je voelt je op een middag heel alleen: het regent, het is vakantietijd en iedereen is weg – je kunt bij niemand terecht met je zorgen en je verdriet en vraagt je af waar God nu is. De psalmist zegt toch dat Hij over je waakt? Dan gaat de telefoon en een lieve vriendin vraagt of je thee komt drinken en meteen blijft eten. Toeval?

Een vriend van je heeft het moeilijk omdat zijn vrouw ernstig ziek is. Hij belt regelmatig, lucht zijn hart en geneert zich zelfs niet als hij moet huilen. Elke keer weer bedankt hij je voor het ‘fijne gesprek’. Je legt met een goed gevoel de telefoon neer, omdat je er hebt kunnen zijn voor de ander, die jou zijn vertrouwen schonk.

Je diep-demente tante herkent tijdens de Ziekenzalving haar familieleden weer, noemt hen bij naam en is in staat volledig helder afscheid te nemen voor ze in slaap valt en zachtjes wegglijdt naar de dood – geen gebeurtenis die de kranten haalt, maar spectaculair is het wel.

Wie een open oog en oor heeft voor dit ‘onopvallend spectaculaire’, zal begeesterd raken en het niet meer zo moeilijk vinden om mee te bouwen aan de nieuwe aarde waar Jezus het over had en om de Lazarussen in onze wereld – de zieken, de zwervers, de vluchtelingen – met een warm hart tegemoet te treden. Laten we daarom bidden en werken om waar te kunnen maken wat Huub Oosterhuis zo mooi verwoordde in een lied:

“Zijn woord wil deze wereld omgekeerd,
dat lachen zullen zij die wenen,
dat wonen zal die hier geen woonplaats heeft,
dat dorst en honger zijn verdwenen.”
AMEN.


© Marjolein van Tooren