Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

LEVEN IN OVERVLOED

Er was eens een rijk man die voor de bruiloft van zijn dochter honderden mensen uitgenodigd had – hij wilde laten zien hoe welvarend hij was en hoopte zo meer aanzien te krijgen. Maar de rijke man was eigenlijk ook heel gierig en zo kon het gebeuren dat halverwege het chique diner de wijn op was. Gelukkig bevond zich onder de gasten een lieve vrouw wier zoon kon toveren; ze riep hem bij zich en hoewel de jongen eigenlijk geen zin had om zijn kunsten te vertonen, veranderde hij in een handomdraai al het water in wijn. De reputatie van de rijke man was gered, het feest kon doorgaan en de bruid en bruidegom leefden nog lang en gelukkig. Proost!

Kana

Met een beetje kwade wil, beste medeparochianen, zouden we het verhaal over de bruiloft te Kana kunnen lezen als een sprookje. Maar de evangelist is natuurlijk geen Johannes Christiaan Andersen! Misschien nog meer dan bij de drie andere evangelisten is elk woord dat Johannes in zijn evangelie gebruikt, doortrokken van symboliek: achter alles wat hij schrijft, gaan verwijzingen naar de Heilsboodschap schuil. Zo spreekt hij nooit over ‘wonderen’, maar over ‘tekenen’ en wie het evangelie van vandaag goed leest, ziet dat ook deze tekst over zo’n teken vertelt. Sterker nog: het verhaal, dat we alleen bij Johannes vinden, wemelt van verwijzingen naar het leven van Jezus en naar het doel van Zijn komst.
Tijdsaanduidingen zijn schaars in de evangeliën, dus als er wel een staat is dat niet voor niets. Johannes vermeldt dat de bruiloft ‘op de derde dag’ plaatsvond. De derde dag – in Oudtestamentische verhalen is dat vaak de dag waarop God zich openbaart, bijvoorbeeld aan Mozes op de berg Sinaï (Ex. 19: 16-24) In het Nieuwe Testament is de derde dag vóór alles de dag van de ultieme Godsopenbaring: de opstanding. Met de tijdsaanduiding wijst de evangelist zo al heel subtiel op wat het eigenlijke onderwerp van zijn verhaal zal blijken te zijn. En wie het voorafgaande hoofdstuk bekijkt, weet dat aan de bruiloft in Kana vier dagen vooraf zijn gegaan, tijdens welke Jezus Zijn leerlingen geroepen heeft. Het is dus tevens de zevende dag – de dag van de volheid, de dag des Heren, de dag waarop we tijd voor God moeten maken.

Johannes’ keuze voor een bruiloftsverhaal is ook geen toeval: het beeld van de bruiloft wordt in de Bijbel vaker gebruikt om aan te geven hoe intiem en vol vertrouwen de relatie tussen God en de mensen is. Zie de laatste verzen van de lezing van vandaag uit Jesaja: “Zoals een jongen zijn meisje trouwt, zal Hij die u opbouwt, u trouwen; en zoals een bruidegom zich verheugt in zijn bruid, zo zal God zich verheugen in u.” (Jes. 62: 5)

Al in de eerste twee verzen van dit verhaal laat Johannes dus zien waar het hem om gaat: om de komst van het Rijk Gods, dat in Jezus’ optreden zichtbaar zal worden, en om de kern van de relatie tussen God en mens: liefde en vertrouwen.

Maar dan lezen we even verder het in onze oren eigenlijk onbeleefde, en schijnbaar hooghartige, antwoord dat Jezus aan Zijn moeder geeft, als die Hem wijst op het probleem met de wijn: “Vrouw, is dat soms uw zaak? Nog is mijn uur niet gekomen.” (Joh. 2: 4) Ook deze vreemde dialoog heeft een diepere betekenis. Het feit dat Jezus Maria aanspreekt met ‘vrouw’ wil zeggen dat Hij het niet zozeer tegen Zijn moeder heeft, als wel tegen iedereen die denkt te weten of te kunnen bepalen wanneer God moet ingrijpen. En in de formulering dat Zijn uur nog niet gekomen is – we vinden die vaker in de evangeliën, meestal bij Jezus’ discussies met Farizeeën en Schriftgeleerden – klinkt de verwijzing door naar Zijn stervensuur. Ook in de discussie met Maria gaat het dus eigenlijk om de diepere betekenis van Jezus’ optreden: de openbaring van de liefde van God die, op Zijn tijd, Zijn Zoon en ook ons door het lijden en de dood heen zal halen.
Daarmee is de rol van Maria echter nog niet uitgespeeld: hoewel haar verzoek lijkt te zijn afgewezen, zegt ze tegen de bedienden: “Doet maar wat Hij u zeggen zal” (Joh. 2: 5) Maria heeft dus nog steeds alle vertrouwen in haar Zoon, zoals ook al bleek uit de wijze waarop ze haar verzoek formuleerde: “Ze hebben geen wijn meer” (Joh. 2: 3). Geen vraag, maar een constatering: ze legt het probleem voor vanuit de zekerheid dat Jezus daar iets aan kan en aan zal doen. Dat vertrouwen en die zekerheid geeft ze door, en op die manier helpt ze haar Zoon. En zo staat het ook letterlijk in de oorspronkelijke Griekse tekst: ‘Vrouw, wat voor mij en wat voor jou?’ Het gaat dus om wederkerigheid, om een gelijkwaardige relatie. Jezus vraagt in feite: ‘Hoe kunnen wij elkaar helpen?’ en Maria antwoordt door de mensen te laten vertrouwen op Hem, op Zijn optreden. Net als Lucas met zijn Annunciatieverhaal, portretteert Johannes Maria aan het begin van zijn evangelie als de eerste van de gelovigen.

Wat gebeurt er vervolgens? Ruim 700 liter water verandert in excellente drank, de beste wijn komt het laatst – geen luxewonder, maar het teken bij uitstek waar Johannes ons op wil wijzen: waar Jezus is, is overvloed. Dat blijkt op de bruiloft in Kana, bij de broodvermenigvuldiging waar, nadat 5000 mannen gegeten hebben, twaalf manden brood overblijven; en bij de wonderbare visvangst als, na een nacht vruchteloos werken, de netten van de leerlingen scheuren door een overvloed aan vissen. Deze verandering zien we, omfloerst, al bij Jesaja: het volk dat ‘Verlatene’ heette wordt een ‘flonkerende kroon’, een ‘koninklijk diadeem’; in het land dat een ‘Woestenij’ was heeft God voortaan Zijn welbehagen en noemt het Zijn ‘Gehuwde’.

Wie al deze verwijzingen tot zich door laat dringen kan niet anders dan concluderen dat Johannes de geschiedenis van Jezus’ openbare leven niet toevalligerwijs met het verhaal van de bruiloft te Kana begint. Dat verhaal geeft de essentie van het hele evangelie, van de Heilsboodschap weer: liefde en vertrouwen tussen God en mens, leven in overvloed, door de dood heen. Een intelligente schrijver dus, die Johannes – hij kan zijn bedoelingen mooi en literair verantwoord verpakken. Maar wat kunnen wij, gelovigen van 2016, met dit verhaal? Natuurlijk is het goed, weer eens te horen dat God zo veel van ons houdt dat Hij in Jezus naar ons toegekomen is. Dat we onze zorgen en problemen in eindeloos vertrouwen bij God mogen neerleggen. Maar het ging, zoals we zagen, om wederkerigheid. Wat God aan ons geeft, mogen en moeten wij doorgeven aan anderen. Als wij hier onze kruiken vullen met het Woord, met het Brood en de Wijn, als wij ons laten begeesteren door Jezus, dan moeten we dat ook waarmaken in het leven van alledag. En dat kan door, net als Maria, oog en oor te hebben voor de problemen van de mensen die we ontmoeten:

We kunnen al hun problemen misschien niet oplossen, maar we kunnen wel helpen, ze te dragen. En op die manier brengen ook wij Gods Rijk van liefde en barmhartigheid een stukje dichterbij.
AMEN.


© Marjolein van Tooren