Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

VEROVEREN – LOSLATEN

Vorige week kwam ik op een en dezelfde dag zowel de dood als het leven tegen. Ik stond afgelopen woensdag in het VU-ziekenhuis bij het sterfbed van een oudere mevrouw. Ik ben bij haar gebleven tot het moment dat zij stierf. Ik heb met haar gebeden, haar gezegend en gezalfd. Daarna wilde ik naar huis gaan, maar ik kwam op de gang een parochiaan tegen die tegen me zei: ‘Mijn vrouw is net bevallen van een mooie dochter’. ‘Dan ga ik even naar de kraamafdeling’, zei ik. Toen ik haar kamer binnenkwam schrok ze en zei ‘jeetje, dat is de pastoor, maar ik ga niet dood hoor, ik heb een kind gekregen’. Alsof mensen altijd meteen maar dood moeten gaan, als de pastoor zijn neus laat zien.

In haar armen lag haar pasgeboren dochtertje, een schat van een kind. Begin en einde van het leven op een en dezelfde dag. Toen is me wel iets opgevallen. Het kleintje kindje in de armen van zijn moeder had haar handjes gebald tot vuistjes. Alsof het wil zeggen: ‘na mijn geboorte ga ik de wereld veroveren’. Op het sterfbed waren die vuisten verdwenen. De handen lagen losjes over elkaar. Daar ligt dan je vrouw, je moeder, je vriendin, je zus, vredig en rustig. En het lijkt wel alsof zij in heel haar ontspannen lichaam zegt: God, ik ben naar U gegaan met lege handen. Met lege handen keer ik naar U terug.

loslaten

Als je geboren wordt, wil je als mens de wereld veroveren. Aan het einde van je leven moet je alles loslaten. Veroveren en loslaten. Tussen deze twee uitersten speelt ons menselijk leven zich af. In de eerste periode van je leven ligt de na­druk op het veroveren. Als klein kind begin je al. Je trekt het tafelkleed naar je toe, je plundert de ladekast. Niets is veilig voor je. Je wilt alles in handen krijgen.

Naarmate je ouder wordt, des te groter wordt je veroveringdrang. Je wil kennis opdoen, andere landen en plaatsen bezoeken, de we­reld ontdekken. Maar je leert ook al vroeg dat je moet leren loslaten. Een kind, dat wil leren lopen, grijpt naar de handen van zijn moeder. Maar hij zal ook moeten leren die handen weer los te laten. Moeder staat met open armen als het kind zijn eerste stappen zet. Maar als het kind dan dichterbij komt, gaat zij een paar pasjes achteruit. Zo leert haar kind lopen. Het kind zal moeten leren de handen van zijn moeder los te laten. Later moet je je ouderlijk huis loslaten. Je moet je kinderen loslaten. Soms gebeurt dat letterlijk als je als ouders je kind moet verliezen.

Wij leven in een wereld die gebaseerd is op veroveren. Alles willen we naar ons toetrekken. Maar is dat ons enige levensdoel? Maar dat is niet Jezus’ levensvisie. Bij Hem staat niet het veroveren centraal, maar het breken en delen. En dat is broodnodig, zegt Hij. En dat breken en delen is ook de grote lijn van de Broodrede uit het zesde hoofdstuk van het Johannesvangelie, waaruit we vijf weekenden achter elkaar lezen. Dit weekend al voor de derde keer. Johannes ziet Jezus ‘als Iemand die zelf uit de hemel is neergedaald.’ En de omstanders zeggen: maar dat is toch de zoon van die timmerman? Jozef en Maria, die kennen we toch. En je hoort ze zeggen: Jezus, doe toch normaal, hoe haal je het in je hoofd om jezelf ‘brood uit de hemel’ te noemen? Ben je wel goed bij je hoofd?

Jezus en het hemelse brood. In de Bijbel wordt opvallend vaak over breken en delen, en over voeding en voedsel uit de hemel gesproken. Zoals ook in de eerste lezing van vandaag uit het eerste boek Koningen. De profeet Elia ligt machteloos neer en wordt aangestoten door een engel die zegt: ‘Elia, sta op en eet!’ Elia eet en loopt 40 dagen en nachten aan één stuk naar de berg Tabor. Bekend zijn ook de andere broodverhalen, bijvoorbeeld in de woestijn. Een heel volk op weg, moedeloos en hulpeloos. En dan ligt er iets op de grond. ‘Wat is dat?’ (Mannah in het Hebreeuws). En latere generaties zullen juichen en zingen: ‘Brood uit de hemel heeft Hij ons gegeven.’ Het brood dat van Godswege wordt uitgedeeld is niet zomaar voedsel. Brood betekent in de Schrift volstrekte solidariteit van de Eeuwige met de mens onderweg. Maar voor de mens is, ook in onze tijd, de bekoring groot om af te haken. In deze weken gaat het eigenlijk over heel simpele gebaren: brood en wijn. Maar wat spreekt er een kracht uit!

Enkele weken geleden werd ik gebeld vanuit het AMC-ziekenhuis. Een mevrouw was stervende. En daar loop je, midden in de nacht, door die grote lege, stille, gangen naar de ziekenkamer. Rond het bed sta je daar dan met haar man, haar kinderen en kleinkinderen. Daar sta je dan met je eenvoudige middelen. Wat verschillen ze van de uitgekiende medicamenten en professionaliteit van de doctoren en verpleegkundig personeel, met hun uitgekiende onderzoeksapparaten. Je staat daar dan met wat brood en wat zalf. En dan gebeurt het: een laatste oogopslag, een blik van verstandhouding, een moment van uiterste rust en vrede. En daarna zakte ze weg in een coma, waar ze niet meer uitgeko­men is. En je gaat naar huis den denkt: wat een kracht spreekt er eigenlijk uit zulke eenvoudige gebaren. Voor de buitenstaander zinloos, voor mensen die geloven is de ziekenzalving een onverwoestbaar teken, waarin je mensen tot in de dood nabij mag zijn. Met zulke eenvoudige middelen raak je de diepste diepte van het leven.

Brood en wijn. De Joden morden omdat Jezus gezegd had: ’Ik ben het brood van het eeuwig leven.’ In plaats van Joden mogen we misschien vertalen: ‘Volk van Juda.’ Dat is beter, want dan kan het ingevuld worden door ‘mensen van Amsterdam en Amstelveen’. Ze worden dan mensen zoals wij. Bij ons hoor je ook dat gemor. Het is blijkbaar moeilijk om los te komen uit je eigen beklemming. Alles is erop gericht ons leven zelf in stand te houden. We leven vanuit krachten van zelfbehoud en geldingsdrang. Haakvingers die veroveren, in plaats van open handen die breken en delen.

Alleen door te verliezen, door van die nieuwe spijs te eten, door ons leven te veranderen in Hem, vinden wij de laatste vrijheid waaraan zelfs de dood niets meer kan afdoen. Overal in de wereld, waar de nacht is gevallen, verzamelt zich een onverwoestbare hoop op licht, een nieuwe morgen. Zo herdenken wij Jezus, die wij vandaag weer ontvangen en die van ons vraagt om met zijn Lichaam ook zijn Levensopgave in ons vlees en bloed te laten worden. Nog belangrijker dan het feit dat brood en wijn veranderen in het Lichaam en Bloed van Christus is het feit dat we daardoor zélf veranderen. Jezus die zich tot zijn dood heeft gegeven aan ieder mens die honger heeft en zich zelfs wilde geven, ook op de dag van vandaag, aan hen die zelfs zijn bloed wel kunnen drinken!

© Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland