Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

HELP, IK BEN PREDIKANT

van de preekstoel

Beste parochianen, soms denk ik weleens: hoeveel woorden heb ik in de afgelopen 48 jaar al vanaf de kansel gesproken? En hebben die woorden wat losgemaakt? De wetenschap beweert dat wij maar 20% opnemen van wat we horen, 30% van wat we horen én zien en 80% van wat wij zelf ervaren. Wij leven in een tijd waarin mensen meer op beelden dan op woorden zijn ingesteld. De televisie, zaktelefoons en laptops varen er wel bij!

Eigenlijk is preken een moeilijk karwei. De verwachtingen van mensen zijn ook zo verschillend. De preek moet kinderen aanspreken, moet iets betekenen voor de jeugd, en moet ook 'n boodschap inhouden voor volwassenen en bejaarden. Er zitten onder u mensen die verdrietig zijn en mensen die blij zijn, geleerde en wat minder geleerde mensen. Voor iedereen moet je een boodschap hebben. Er zijn ook mensen die een donderpreek verwachten: de predikant moet dé mensen (en dan gaat het natuurlijk over onze buurman) maar eens flink de waarheid zeggen. Er zijn ook mensen die wachten op een woord van bemoediging. Ze hebben al zorgen genoeg!

Preken: Jezus: zegt ‘Laat in welk huis u ook binnengaat, uw eerste woord vrede zijn’ (Lucas 10:5). Dat zal wel waar zijn, maar een predikant moet ook de dingen bij name durven noemen. Hij moet verkondigen dat God zich met ons verzoend heeft, maar ook moet hij durven protesteren als er dingen scheef zitten. De woorden van Jezus streelden niet altijd de oren, maar verwarmden wel de harten van de omstanders. Hij was er niet op uit om mensen te behagen, maar om mensen te bekeren. Elke preek moet een opwekking tot bekering zijn. ‘Als de toehoorders dat niet aannemen’, zegt Jezus, ‘schudt dan het stof van uw voeten en gaat ergens anders heen, maar verzwakt het woord Gods niet door de elkaar naar de ogen te zien’.

Een predikant mag van zijn toehoorders verwachten dat zij openstaan voor het woord van God. ‘Woont daar 'n vredelievend mens, dan zal uw vrede op hem rusten’. Een predikant mag een beetje geloof verwachten, hij mag verwachten dat mensen niet te veel kijken naar zijn persoon en naar zijn fouten. Als een preek je niets zegt, dan kan het een slechte preek zijn, maar het kan ook zijn dat je je hart er niet voor openstelt. Jezus kon in zijn vaderstad Nazareth niets uitrichten, omdat hij er geen geloof vond. Waar je als predikant niet het geloof van de parochie tegenkomt, zal Gods Woord geen wonderen kunnen verrichten.

Wat blijft er van je preken hangen? In de eerste lezing horen we dat de plaats van een echte profeet, een echte predikant, niet boven, maar tussen de mensen is. De profeet Amos was geen lid van een profetengilde, had geen seminarie gehad, noch een theologische of filosofische opleiding. God haalde hem achter zijn koeien weg. Hij was vee­hoeder en vijgenkweker. Maar de Heer heeft hem achter zijn beesten weggehaald en het is de Heer die gezegd heeft: ‘Trek als profeet naar mijn volk Israël’. Strooi je woorden maar uit en ze zullen, terwijl de boer slaapt, wortelschieten in de harten van mensen.

Er is 'n koe van een waarheid: over vijftig, over tachtig, over honderd jaar is er niemand van ons nog in leven. Of het Christendom er dan nog is, hangt ook van ons af. In het evangelie horen we dat Jezus zijn leerlingen op pad stuurt om ervoor te zorgen dat vijftig jaar later de Geest van Jezus nog volop zou leven. Dus precies als bij ons. Veel bagage geeft Hij ze niet mee. Dat hoeft blijkbaar ook niet. Geen ingewikkelde theorieën en ingewikkelde filosofieën over God.

Ze krijgen alleen de macht mee over onreine geesten. Wat is dat? Een onreine geest is een slechte geest. En een slechte geest is een geest die het tegenovergestelde is van de geest van Jezus. We weten wat we daarmee bedoelen: als er sprake is van warmte in een parochie, in een gezin, in een bedrijf, dan is er sprake van een goede geest. Als er sprake is van ruzie en vijandschap, van het kruipen over elkaars ruggen en het staan op elkaars tenen, dan is er sprake van een slechte geest. Die slechte geest kunnen we verdrijven!

Sommige van ons zijn droefgeestig. Dat is eigenlijk ontzettend ongezond. Wie die geest heeft, ziet alles negatief, verwacht altijd het slechtste, is steeds bezig met problemen, die er niet zijn en die wellicht nooit zullen komen. Dat is een onreine geest. Anderen daarentegen hebben een geest van optimisme, van vertrouwen, van godsvertrouwen ook. Ik denk dat de twaalf leerlingen zieken konden genezen, omdat ze in staat waren die goede geest van God over te dragen. Een slechte geest is ook een geest van egoïsme, van lui­heid, angst, oneerlijkheid, schijnheiligheid, harteloosheid. Ook over deze kwade geesten hebben wij de macht gekregen.

Zo is er in ons eigen leven, en ook in het leven van ieder bisdom, in iedere parochie, in iedere geloofsgemeenschap, een strijd tussen de kwade en goede geesten. Over de kwade geesten heeft Jezus ons macht gegeven ze te verdrijven en uit te bannen. Pas als we in staat zijn om die boze geesten uit onze wereld en uit ons leven weg te bannen, heeft 't Christendom nog alle toekomst. Niet door voortdurend met een beschuldigend vingertje klaar te staan, maar door elkaar op de been te helpen en op de been te houden.

Het is de weg van de goede geest die in ons midden woont. En aan die goede geest, in ons gezin, in de parochie, op ons werk, op school, mogen we zelf meewerken. Jezus heeft die opdracht aan z'n leerlingen gegeven, vandaag geeft Hij opnieuw die opdracht, maar dan aan de mensen van Amsterdam en Amstelveen, of waar u ook mag wonen.

© Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland