Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

EERBIED VOOR HET HEILIGE

5 broden 2 vissen

Negen kinderen doen vandaag hun Eerste Communie. Samen met zestig andere kinderen in de kerk, veelal hun broertjes en zusjes, vriendjes en vriendinnetjes, zijn ze naar de kinderwoorddienst in de pastorie gegaan. Daar luisteren en knutselen de kinderen rond het thema ‘Vijf broden en twee vissen’. Het is dan ook heel bijzonder dat de Eerste Communie dit jaar op Sacramentsdag zelf valt. Nu de kinderen, en ook de Eerste Communicanten nu in de pastorie aan het werk zijn, wil ik u, als volwassenen, in mijn verkondiging iets vertellen over de wat Sacramentsdag eigenlijk inhoudt. Wat betekent dit feest?

Op Sacramentsdag gaat het over iets wat wij vierden op Witte Donderdag in de Goede Week voor Pasen. Dat was een wat ingetogen viering, want het was de lijdensweek. Vandaag mogen we breed uitpakken. Vooral in het Zuiden, in Brabant en Limburg, zijn er vele processies waarin de eucharistie centraal staat. Maar ook, zij het spaarzaam, trekken ook in Amsterdam, tegenwoordig processies door de straten en langs de Amsterdamse grachten.

Ik heb veel jeugdherinneringen aan Sacramentsdag. In 1959 ging ik op 16-jarige leeftijd naar het kleinseminarie van de Paters van Cadier en Keer, een plaatsje onder de rook van Maastricht. Daar maakte ik mijn eerste Sacramentsdag mee. Alle studenten liepen in de sacramentsprocessie mee. Een geweldig spektakel. Van gekleurd mergel maakten de studenten prachtige mergellopers. Over die mergelloper liep de priester onder een baldakijn, die heel eerbiedig, omgeven was door wierook. Hij droeg dan eerbiedig het Allerheiligste. De processie was eindeloos lang en we gingen door het dorp en soms ook door nabij gehuchten langs vele binnenwegen en rustaltaren. Die processie duurde uren, en in die tijd liep vrijwel het hele dorp mee.

Voor in de processie liep het Maagdenkoor. Dat waren meisjes tussen de 12 en 25 jaar, met lange witte jurken en een bloemenkrans om hun hoofd. Daarachter kwamen de welpen, verkenners, gidsen, soldaten, enkele plaatselijke fanfares, en vervolgens de andere parochianen., rijen met mannen en vrouwen en kinderen. Wij, priester­studenten, liepen helemaal áchter in de rij, dicht bij het sacrament. Later heb ik weleens ondeugend gedacht dat de studenten helemaal áchter in de stoet liepen, om niet te dicht bij het Heilig Sacrament te zijn, maar omdat veel mooie meisjes vooraan in de stoet liepen!

Oecumenische sacramentsprocessie

Sacramentsdag, een feest waar wij als seminaristen maandenlang naar uitkeken. Een écht dorpsfeest. Zo vrij was men boven de grote rivieren niet, hoewel velen van u ongetwijfeld nog zullen herinneren dat in menige parochies in het Noorden de processies niet verder kwamen dan de pastorietuin. Nu begeven wij ons in het Noorden ook op straat, zoals in hartje Amsterdam, waar de sacramentsprocessie langs de grachten van Amsterdam trekt, met de beide bisschoppen voorop.
Hierboven ziet u een foto van deze processie.

Sacramentsdag heeft zo zijn eigen kleur. En iedereen heeft zo zijn of haar eigen herinneringen. Hoewel het accent en de kleur de laatste jaren wat is verschoven. Lag vroeger de nadruk op een uitbundige verering van het sacrament, tegenwoordig krijgt een ánder aspect ook meer nadruk. Want eucharistievieren is niet louter danken en eren, het is ook ons herinneren dat het Laatste Avondmaal begonnen is met een teken van dienstbaarheid. Jezus waste de voeten van zijn leerlingen en stelt ons daarmee een voorbeeld. Eucharistievieren is geen gebeuren dat zich alleen ín de kerk afspeelt. Het vraagt om activiteit en inzet in de rest van de week. De kerk van zondag en de kerk van maandag horen bij elkaar.

Hoe gaan wij om met ons eucharistisch wonder. We doen dat nu vaak op een wat zuiniger manier? Nu staan Hollanders bekend als zuinige mensen. In zekere zin zijn we ook zuinig. Zeker op onze kostbare spullen. Er mag geen deukje komen in onze auto, er mag geen vlekje komen op onze nieuwe pak. Er mag geen scheurtje komen in het nieuwe behang. Vaak hoor je ouders tegen kinderen zeggen: ‘wees er voorzichtig mee, want het is niet van jou’. Dat begrijp ik niet, want als het wél van jou was, zou je er veel zuiniger mee zijn. Er zijn veel dingen waar we zuinig op zijn, omdat ze heilig voor ons zijn.

Eén van die dingen waar we heel zuinig op zijn, is voor ons het Allerheiligst. Zo noemen we dat ook: het Allerheiligste! Iedereen van ons kent verhalen over eerste communicanten, voor wie het feest niet doorging, omdat het kind zonder erg wat water had gedronken. Vroeger raakte alleen de priester de hostie aan. Hij deed de deur van het tabernakel open zonder duim en wijsvinger te gebruiken, want daar had hij de hostie mee vastgehouden. De bladzijden van het missaal sloeg hij nooit om met duim en wijsvingers, maar met de andere vingers. Zo heilig was dat Allerheiligste voor ons.

Dat mag allemaal wat overdreven zijn, maar de vraag is of we niet te veel de andere kant uit zijn gegaan. Tijdens de voorbereiding op een huwelijk, vroeg een bruid-in-spe: "moet ik dat ding - hoe heet dat ook al weer? Een hostie geloof ik - gelijk in m'n mond steken of moet ik wachten totdat mijn vriend dat ook doet?" Het is geen verwijt aan dat meisje, maar het is een ernstige vraag aan onszelf. Hoe hebben wij dat Allerheiligste aan onze kinderen doorgegeven?

Als iemand van ons een ontroerende gebeurtenis heeft meegemaakt, dan vertel je dat alleen aan je intiemste vrienden. Zo hebben de apostelen het tenminste gedaan. Zij vertelden hoe Jezus tijdens het paasmaal brood in zijn handen heeft genomen, zijn Vader heeft gezegend, dat brood gebroken heeft en aan zijn leerlingen gegeven met de woorden: neemt en eet hiervan: dit is mijn lichaam. En hier is mijn bloed voor jullie vergoten tot vergeving van zonden. Mijn bloed, zelfs voor mensen die mijn bloed wel kunnen drinken! De leerlingen van Jezus hebben dit doorverteld aan hun vrienden, en zo is het uiteindelijk bij ons terechtgekomen. En hebben wij met dezelfde eerbied dat verhaal door verteld aan onze nieuwe generaties?

Als we ter communie gaan, ontvangen we geen stukje van Jezus. Het is de uitnodiging om - al etend en drinkend - gevoed te worden door Jezus' mentaliteit. Daar word je als mens beter van, omdat je in je mens-zijn toegroeit naar Gods beeld en gelijkenis. Jezus heeft Zich niet aan ons gegeven om Zich weg te laten stoppen in een gouden huisje. Wij mogen het brood breken en delen, als uitdrukking van ons leven, en als aansporing om het beste in jezelf te delen met elkaar. Niet voor niets zegt Jezus: ‘als je bij het altaar komt, en je herinnert je, dat iemand iets tegen je heeft, laat dan je gaven bij het altaar achter en ga je eerst met je broeder verzoenen. En kom dan terug.’

Soms denk ik weleens dat het vroeger veel gemakkelijker was. Je zat als misdienaar in een rode toog eerbiedig voor het sacrament tijdens het lof, een uur van aanbidding van het Allerheiligste. Dan kon je je echt even terugtrekken uit het gewone leven. Even bij God zijn en even op God lijken. Even bij God in de hemel zijn. Vandaag de dag moet je wel weten wat je doet als je ‘ja en amen’ zegt bij het ontvangen van het brood. Dan moet je weten wat daarvan de consequenties zijn en wat er van je gevraagd wordt. Eucharistie vieren is eigenlijk: de uitdaging durven aangaan. De uitdaging durven aangaan om deze wereld en jezelf beter te maken. Eucharistie is niet alleen een gave van God, maar ook een opgave: om te zijn - om je te gedragen - zoals Hij.

Zo kan de eucharistie een halteplaats worden voor onderweg, waar je even op verhaal komt, waar mensen elkaar in geloof kunnen ontmoeten en met elkaar hun geloof mogen delen. Even uitrusten van de voorbije week, dankbaarheid uiten en verdriet verwerken, maar ook uitzien naar de dag van morgen, om dan samen weer op weg te gaan, onder de zegen van God. In het weekend is de kerk geen verblijfplaats, maar een halteplaats. Even stilstaan en dan weer verder trekken. Na de eucharistieviering komt je leven van alle dag, met ups en downs. Dan moet blijken - als het goed is - dat je door alles heen, zelfs door ontrouw en zonde heen (denk maar aan Petrus), toch telkens weer ertoe wordt opgeroepen ‘één uur met Jezus te waken’, om daarna het wel en wee van elke dag weer aan te kunnen. We kunnen er - als kinderen van God - weer een tijdje tegen!

© Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
Locatie: H. Augustinus