Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

DEUREN

Ik ben de deur

In het evangelie van vandaag gaat het over deuren. Twaalf jaar lang ben ik ook deken van onder andere Volendam geweest. Ik heb enkele inwoners toen gevraagd waarom in Oud-Volendam alle deuren zo van elkaar verschillen. Iemand vertelde me toen waarom dat zo is. Als een Volendammer goed verdiend heeft, dan laat hij zich in het weekend vollopen met alcohol. Midden in de nacht is het moeilijk je eigen deur terug te vinden. Daarom heeft elke Volendammer zijn éigen deur, zodat hij niet de kans loopt beneveld de verkeerde deur en de verkeerde slaapkamer binnen te lopen. Want elke Volendammer ‘kent’ zijn eigen deur en weet die vrijwel blindelings te vinden. Of dit verhaal waar is weet ik niet. Wat ik wél weet is dat in veel culturen de deur een sterke symbolische betekenis heeft gekregen. Tal van spreekwoorden en gezegden hebben zich rond de deur gevormd.

Zo staat de zomer weer voor de deur, wordt er niet aan de deur verkocht. Je kunt bij iemand de deur platlopen, een stok achter de deur hebben, de was de deur uit doen, iemands deur voorbijlopen, voor een gesloten deur staan, iemand het gat van de deur wijzen en misschien is uw kind de deur al uit. En er is ook een oud spreekwoord dat zegt: ‘Met een zilveren hamer breek je ijzeren deuren open’. Dat wil zeggen: ‘met geld krijg je zelfs de zwaarste deuren open’. Maar met deze laatste opmerking trap ik waarschijnlijk een open deur in. Jezus noemt zichzelf vandaag ook een deur. ‘De deur van de schaapstal’, waarin mensen van allerlei slag welkom zijn. ‘Ik ben de deur’, zegt Jezus in de getuigenis van Johannes, ‘als iemand door Mij naar binnen gaat, zal hij worden gered’.

De deur van de schaapstal. We komen in een schapenstal terecht. Maar wat weten wij eigenlijk nog van het herdersbestaan af? Je ziet in deze lentetijd hooguit huppelende lammeren rond hun moeder dansen. En wij vinden dat ze er schattig uitzien. In Nederland kun je nog een herder tegenkomen: gesponsord en wel door een welwillende VVV op de Drentse heide. In Afrika en Zuid-Amerika heb ik nog échte herders gezien. Op afgelegen plaatsen lopen ze - vaak kinderen nog - achter de geiten of schapen aan. Een eenzaam beroep. De hele dag ben je met je beesten. Geen mens om mee te praten, geen kind om mee te spelen.

Het wordt je bij het zien van de kudde wel duidelijk: de schapen zijn er voor de mens en wij niet voor de schapen. Wij leven van de beesten. We eten van de kudde en bestellen maar al te graag een lamsboutje. We scheren de wol om onszelf te kleden. We kopen en verkopen: voor het vlees en voor het vet. Wij gebruiken de dieren. De grote figuren uit het Oude Testament waren allemaal herders. Abraham, de vader van het geloof, Mozes, de redder van zijn volk, David, de grote koning. Het Joodse Volk heeft die naam zelfs aan God gegeven: "God is Iemand die als een herder over ons waakt". En tot op de dag van vandaag zingen wij de woorden van Psalm 23: ‘Want mijn Herder is de Heer: nooit zal er mij iets ontbreken. Hij leidt mij naar rustige waat'ren om mijn ziel te verkwikken’.

Jezus vergelijkt zichzelf met een herder. Hij stelt de huurling tegenover de ware herder. Als je geen hart hebt voor je beesten, zijn het geen dieren meer maar dingen. Dan ben je een hárde herder. Dan heb je geen oog voor de zwakke dieren. Je maakt je niet druk, als er 'n dier niet mee kan komen. Die laat je afmaken - misschien brengt hij nog wat op - of je laat hem achter in het struikgewas. En hoeveel mensen zijn er intussen al terecht gekomen in het struikgewas van de wereld, uitgeschud door rovers? Zelfs hele volkeren liggen, met miljoenen tegelijk, tussen de pijnlijke dorens en vinden vaak deuren die worden gesloten.

De goede herder is een ‘open deur’. Hij geeft zijn leven voor zijn schapen. Hebben de schapen het koud, dan heeft de herder het koud. Smacht een schaap naar fris en helder water, dan heeft de herder zelf dorst. Een goede herder ruikt naar zijn schapen, slaapt tussen zijn beesten, hun vuil kleeft aan zijn kleren. Hij ruikt naar zijn schapen, zoals 'n visboer naar vis ruikt en een boer naar zijn land. Zo ruikt Jezus naar mensen: ons verdriet is Zijn verdriet, onze vreugde is Zijn vreugde. In een samenleving van huurlingen blijven alleen de sterken overeind, de zwakken worden onderuitgehaald. Onze wereld schreeuwt om mensen die herder willen zijn. Niet 'n herder die zijn schaapjes weidt en vertroetelt in het groene gras, niet een herder die zijn schaapjes op het droge heeft, niet een herder die speelt op zijn oude schalmei, maar een herder die zijn leven geeft voor zijn schapen.

Mensen die écht van mensen houden. Mensen die hun buurman weten te vinden, als die in de versukkeling is geraakt. Mensen op het werk die 't door hebben als hun collega niet zo prettig in zijn vel zit, omdat hij er langzaam maar zeker wordt uitgewerkt. Verpleegkundigen die tijd hebben voor een praatje. Bejaarde mensen die de tijd nemen om naar jongeren te luisteren en hen moed inspreken. Jonge mensen die niet kiezen voor het grote geld, maar zich inzetten in de Derde Wereld.

Dit weekend is het ‘roepingenzondag’. Wij bidden dat God ons goede herders geeft. Vooral voor jonge mensen zal het niet zo gemakkelijk zijn om op deze roepstem te reageren. De situatie rond de kerk en het werken in de kerk lijkt moeilijker dan ooit. Soms denk je: zal het dan nooit meer Pinksteren worden? Maar gelukkig beginnen we ook steeds meer te merken dat het functioneren van de kerk niet afhankelijk is van pastores alleen. Het samen toeleggen op de leer van de apostelen, het samen bidden, het samen werken aan een wereld die anders móet en anders kán, het samen liturgie vieren, is gelukkig niet afhankelijk van pastores alleen. Alleen zo brengen wij elkaar terug naar de grazige weiden, waar geen deuren meer gesloten zijn en nergens gesloten toegangshekken.

© Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
Locatie: H. Augustinus