Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

BEPROEVING

Adam en Eva uit het paradijs

Vandaag twee spannende verhalen. De eerste lezing vindt u terug op de eerste bladzijden van de Bijbel. Het verhaal over de eerste mensen, Adam en Eva, die door God het paradijs worden uitgezet. En waarom? Vanwege een appeltje van de boom van de kennis van goed en kwaad! Als kind snapte ik daar niets van? Maakt God zich nou echt druk om zo’n zielig appeltje? Maar later heb ik begrepen dat er iets anders mee bedoeld wordt. Ten eerste was het geen appel, dat staat ook niet in de tekst. Het ging om een verboden vrucht. Maar dit is maar bijzaak.
De kern van het verhaal is dat het duidelijk is, al aan het begin van de wereld, dat we onze krachten willen meten met God. Dat zegt de slang ook: ‘Eet er maar van, want jullie ogen zullen opengaan, zodra jullie er van eten, dan zullen jullie als goden zijn en kennis hebben van goed en kwaad’.

En dan gaan de eerste mensen flink over de schreef. Zij hebben zich met God willen meten. En dat willen we nog steeds, want velen van ons geloven in een ‘maakbare wereld’. Een wereld die we zélf maken. Daar hebben we God niet meer voor nodig. Maar als ze van verboden vrucht eten, gaan hun ogen open en ze ontdekten dat ze eigenlijk niets meer hadden om zich mee te bedekken. Adam en Eva proberen zich te verbergen. Ze willen geen spoor achterlaten. Maar God zegt: 'Adam, waar ben je? Eva, waarom ben je met je man op de vlucht geslagen? Wat hebben jullie te verbergen?' Ze moeten het paradijs uit. En enkele bladzijde verder in de Bijbel horen we hoe hun oudste zoon Kaïn zijn broer Abel een kopje kleiner maakt, omdat hij het niet kon hebben dat zijn jongere broer blijkbaar een betere band met God had dan hij. Zo ontstaan door jaloezie het geweld, haat, twist en tweedracht. Mensen tegenover elkaar.

De eerste mensen moesten het paradijs verlaten en kwamen in een verloren land terecht, een grote woestenij. Het verhaal zegt: sinds Adam en Eva zijn we allemaal vluchtelingen geworden. We denken dat we in Amsterdam thuishoren en ons daar veilig voelen. Maar Amsterdam en Nederland is ons thuisland niet. Ons eigenlijke land, waar iedereen zicht thuis voelt, is het Paradijs, de wereld zoals God die bedoeld heeft ‘in den beginne’.

Het lijkt wel alsof wij allemaal iets voor God te verbergen hebben! Ieder mens wordt bij tijd en wijle gearresteerd door zijn of haar geweten. Dan knaagt het vanbinnen aan je. Dan voel je dat je verkeerd zit. In 't nauw gedreven probeer je op de vlucht te slaan, zoek je vluchtwegen. Dan denk je bij jezelf: ik ben ook maar een mens! Ik heb me zelf ook niet gemaakt? Bovendien is ook de ánder die ik benadeel niet zo'n lieverdje. Of, de wereld is nu eenmaal aan de harde kant, je moet knokken en telkens weer compromissen sluiten om je hoofd boven water te houden!

De vastentijd helpt ons om samen na te denken over al die vluchtwegen in ons leven, al die bekoringen. Van bekoring naar bekering. Het scheelt maar één letter, maar daar draait het precies om. Teruggaan naar de grondvragen van je bestaan. Weten dat het leven meer is dan genot, dan alcohol, dan drugs, dan seks om de seks, dan sabelbont, dan de duurste auto, dan het mooiste bankstel. ‘Het leven’, zegt Jezus, ‘is meer dan brood alleen.’ Jezus wil niet afhankelijk zijn van al die zaken. Staande op de bovenbouw van de tempelpoort, maakt Hij de duivel duidelijk dat Hij geen godsdienstige macht begeert. Vlak daarna, staande op een hoge berg, deelt Hij de duivel mee dat Hij geen enkele politieke macht op het oog heeft. Zijn Rijk is niet van deze wereld. Machten zwelgen altijd in iets. Feestvierende machten in luxe, genot en spilzucht, de arrogante macht die wil bewijzen dat zij beter leeft dan wie ook. Jezus knielt voor geen enkele macht, Hij buigt alleen voor God. De andere machten stellen niets voor. Dat is de naakte waarheid, die ook Adam en Eva ontdekken.

Van bekoring naar bekering. ‘En leid ons niet in bekoring’. Zo bidden wij al vanaf onze kinderjaren. De grootste bekoring in elk mens is het feit dat je in je leven je eigen lot denkt te kunnen bepalen. Steeds meer laten mensen zich voeden door het gouden kalf van de welvaart. Daar hebben we alles voor over! We raken steeds minder gewend om ons te laten voeden door het brood van het Evangelie. Wij kiezen liever voor de delicatessen van onze consumptiemaatschappij.

Afgelopen Aswoensdag heb ik u al gewezen op de indringende roman ‘de Gebroeders Karamazov’ van de Russische schrijver Dostojewski. In dit boek gaat de schrijver ook in op de bekoringen van Jezus in de woestijn. In het verhaal roept de grootinquisiteur Jezus ter verantwoording. Hij schreeuwt het uit: ‘Waarom heb jij, Jezus, je kracht niet gebruikt om van stenen brood te maken? Miljoenen mensen die honger hebben, zouden dan nu te eten hebben! Waarom heb jij, Jezus, de heerschappij van de wereld niet op je schouders genomen? Dan zouden oorlog, twist en tweedracht definitief tot het verleden behoren! Waarom ging jij, Jezus, niet in op de vraag naar het wonder? Dan zouden nu alle mensen die ziek zijn daar nu van kunnen profiteren!’

De aanklacht is duidelijk: Jezus, waarom ben je geen machtige, heersende Jezus, écht een Zoon van God? Maar Jezus wil geen tovenaar, geen magiër zijn. Hij haalt de Schrift er als getuige bij: ‘Een mens leeft niet van brood alleen’. Waarom kijken mensen altijd naar het ongewone? Geniet toch van je bestaan! Zijn wij dan alleen maar geïnteresseerd in wat de aarde opbrengt? Geven wij toe aan de bekoring of streven we naar bekering? Een bekering die vraagt om gerechtigheid, om solidariteit met de armen en ontrechten. We weten sinds Jezus dat geen mens honger hoeft te lijden, als we het leven zusterlijk en broederlijk leren delen.

In 't Onze Vader bidden we iedere keer weer: ‘God, breng ons niet in beproeving, maar verlos ons van het kwade!’ En de grootste bekoring in het leven is dat we ons levenslot in eigen handen willen nemen, ons leven helemaal zélf willen bepalen. Jezus gaat niet in op de bekoring. Heersen is voor Hem dienen. Stenen in brood veranderen is voor Hem leren breken en delen. En als dat gebeurt, ontstaan er wonderen van goedheid. Laat je voeden met het brood van het Evangelie en niet met de delicatessen van onze consumptiemaatschappij. Nog meer dan een tijd van vasten is de veertigdagentijd een tijd van bekeren. We krijgen de kans om ons weer om te keren naar God en zijn Evangelie. Het kan nooit misgaan in ons leven, als God zelf achter het stuur zit. Maar we moeten ons levensstuur dan wél uit handen durven en willen geven!

© Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
Locatie: H.Augustinus