Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

MENSEN ZIJN ALS BOMEN

mensen zijn als bomen
Afbeelding: www.in-dialoog.com

De kinderen zitten nu in de parochiezaal en buigen zich ook, op hun eigen niveau, over het onderwerp: ‘Mensen zijn als bomen’. Dat gaan wij nu ook doen. Eerst maar een kort verhaal uit het evangelie van Marcus 8:22-25. Jezus komt met zijn vrienden in het stadje Bethsaïda, een vissersplaatsje. Bethsaïda was de stad waar Filippus, en Andreas en Petrus vandaan kwamen. We mogen aannemen dat Jezus en Zijn leerlingen, daar bekend waren De inwoners brengen een blinde man bij Jezus. Kan Hij de blinde genezen? Jezus legt dan de blinde man de handen op en doet speeksel op zijn ogen. Daarna vraagt hij aan de blinde: ‘Zie je al wat?’. En de blinde antwoordt: ‘Ik zie mensen, want ik zie ze lopen, maar ze lijken op bomen’. Jezus legt hem dan nogmaals de handen op en de blinde kon alles weer duidelijk zien.

‘Mensen zijn als bomen’. Dat kom je ook in tal van spreekwoorden tegen. Aan de vruchten herken je de boom, de appel valt niet ver van de boom. Je moet een boom buigen als hij nog jong is. Hoge bomen vangen veel wind. Een boom valt niet bij de eerste slag. Hoe stiller het water hoe dieper de boom. Zoals de boom valt, blijft hij liggen. En oude bomen moet je niet verplaatsen. Tot in de vroege ochtenduurtjes zitten we soms nog met elkaar te bomen. En u hoort al dat in al deze spreekwoorden het eigenlijk niet over bomen, maar over mensen gaat.

In veel godsdiensten zijn bomen een openbaring van nieuw leven. Dieper dan andere wezens wortelt een boom in de aarde en de bomen groeien ver boven ons hoofd uit. Daarom is de boom een voorwerp van eerbied en verering: de heilige boom, de stamboom, de meiboom en de levensboom die de hemel met de aarde verbindt.

In de Bijbel is de boom ook een kernwoord. Het begint al in het aardsparadijs. Daar staan twee bijzondere bomen: de boom van het leven en de boom van de kennis van goed en kwaad (Genesis 2:8-9) Twee bomen, goed en kwaad, man en vrouw, leven en dood. En Aartsvader Jacob zegent zijn zoon Jozef en noemt hem een ‘boom van een kerel’. Hij noemt hem ‘een jonge vruchtboom die een plaats gevonden heeft bij het water. En zijn takken lopen tot over de muur’ (Genesis 49:22)

Het eerste lied uit het boek van de Psalmen begint met een lied over ‘de rechtvaardige mens die als een boom wortelt waar water stroomt, die vrucht draagt en wiens bladeren niet verdorren’ (Psalm 1:3) In het Hooglied zingt de bruid van de bruidegom: ‘Als een appelboom tussen de bomen in het woud is mijn geliefde onder alle jonge mannen. Ik smacht ernaar om onder zijn schaduw te zitten’ (Hooglied 2:3)

In het Nieuwe Testament horen we Johannes de Doper zeggen: ‘er zijn in ons midden vruchtbare en onvruchtbare bomen. En elke boom die geen vrucht draagt zal worden omgekapt’ (Matteüs 3:10). En in de brief van Judas staat: ‘Deze mensen zijn als bomen in de late herfst, zonder vrucht en tweemaal gestorven’ (1:12). En Jezus zelf vertelt de gelijkenis van de onvruchtbare vijgenboom (Lucas 13:6-9) En ook daarin gaat het niet over bomen, maar over levende mensen. Over mensen als u en ik.

‘Mensen zijn als bomen’. De vergelijking tussen mensen en bomen is zo gek nog niet. Evenals bomen zijn wij opgenomen in het levensritme van de natuur. Want ook ons eigen leven verloopt in seizoenen. Als je jong bent zit je in de lente van je leven. Er ligt nog een hele toekomst voor je. Daarna komt de zomer, waarin je de vruchten kunt plukken uit je jeugdjaren. En dan komt de herfst. In de natuur verliezen de bomen hun bladeren, en takken breken. Bij de mens gebeurt hetzelfde. Je raakt je haren kwijt, en je tanden. Je moet goed uitkijken dat je je heup niet breekt! En dan komt het winter van de dood. De bomen zijn kaal, geen blad, geen vrucht meer te zien. Maar als je goed kijkt dan zie je op die kale takken al weer de knoppen van de lente zitten. En, denk ik dan, als elke winter weer gevolgd wordt door een nieuwe lente, waarom zou dat ook niet bij ons het geval zijn? Wij delen met bomen de natuur en ook ons leven zal uitlopen op een nieuwe lente bij God.

Mensen zijn als bomen. Jezus vertelt vandaag het verhaal van de vijgenboom die opnieuw een kans moet krijgen. Wij hakken graag onvruchtbare bomen om, en we vergeten soms om ook in ons zelf te snijden! Al drie jaar draagt de vijgenboom geen vrucht meer. Omhakken die handel, zeggen wij. ‘Niets omhakken’, zegt Jezus. Laten we het met elkaar nóg eens proberen. Laten we de grond omspitten en er mest op gooien. Misschien lukt ’t volgend jaar!

En natuurlijk gaat ook dit verhaal niet over bomen, maar over mensen. Hoeveel mensen willen wij niet elimineren, omdat wij geen toekomst meer in hen zien? ‘Vluchtelingen? Stuur ze maar terug naar waar ze vandaan komen’. Daarmee hebben we een weer een van onze grote politieke en economische problemen opgelost. Maar volgelingen van Jezus weten dat niemand wordt afgeschreven of weggesneden. Zelfs als wij denken dat er voor mensen geen toekomst meer is, dan zegt. Jezus: er is áltijd een toekomst mogelijk voor wie dan ook.

Dit mogen wij vanmorgen weer van Jezus leren: in onze samenleving wordt niemand omgehakt, niemand geëlimineerd of weggewerkt, zelfs niet als een probleem politiek en financieel uiterst gecompliceerd aan het worden is.

© Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
Locatie: H.Augustinus