Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

UIT JE SCHULP KRUIPEN

Uit je schulp kruipen

Kent u de overeenkomst tussen een mossel, een oester en een schildpad? Deze dieren hebben geen ruggengraat. Zij hebben een schild die de functie heeft ‘om de boel bij elkaar te houden’ en vooral ook om zichzelf te verdedigen. Langzamerhand komen in de natuur de gewervelde dieren. Zij hebben een ruggengraat en hebben geen schelp meer nodig om in te leven. Als katholieken hebben we ook lang in een schelp geleefd. Een schelp van verplichtingen en geboden. We moesten elke dag naar de mis, goedschiks of kwaadschiks, wij baden samen het rozenhoedje, graag of niet. En als je naar bed ging, had je de afdrukken van de jabo in je knieën. Op vrijdag aten we geen vlees; met je vriendin op vakantie gaan was uit den boze, kon en mocht niet. We hebben ons uit die schelp vol regels mogen bevrijden.

De vraag is natuurlijk wel of wij die schelp van uiterlijke verplichtingen wel hebben vervangen door een innerlijke ruggengraat? Dieren kunnen pas hun schelp missen als ze een ruggengraat hebben die sterk genoeg is om hen overeind te kunnen houden. Het is niet goed om je steeds weer terug te trekken in de schelp van gewoonten en voor­schriften, maar als mens heb je wel een ruggengraat nodig om niet weerloos naar links en rechts geslingerd te worden. Natuurlijk moet er orde zijn in kerk en wereld, met chaos is niemand gediend. Daar ga je in ten onder, daar ga je aan kapot. Maar orde is niet hetzelfde als starheid en onveranderlijkheid. Want daar ga je als mens ook aan onderdoor. De vraag is daarom: vind je tussen die twee uitersten een gezond evenwicht?

Volgens de Farizeeën en Schriftgeleerden zit Jezus fout. Hij neemt het niet zo nauw met de reinigingsvoorschriften. En natuurlijk weet Jezus ook wel dat het goed is om voor het eten je handen te wassen. Dat voorkomt dat met het eten allerlei vuil naar binnen kan komen. Met dit voorschrift heeft Jezus geen moeite, maar wel met het feit dat mensen dat tot een cultus maken. Jezus is niet zo gevoelig voor die eeuwenoude voorschriften. Hij ziet er zelfs het gevaar van in, want als je je vasthoudt aan de buitenkant van de dingen, dan raak je nooit écht vrij aan de binnenkant. En bovendien: niet wat de mens binnengaat, bezoedelt de mens, maar wat uit de mond van de mens komt.

Je star vasthouden aan voorschriften die zijn vastgelegd door vorige generaties kan de geest blokkeren, die mensen in vrijheid zoekt. Door sommige mensen wordt het onder­houden van de voorschriften beschouwd als een paspoort voor de hemel. Jezus kiest voor de binnenkant van de mens: zijn hart. Zijn tegenstanders beoordelen de mens naar de buitenkant: of je je aan de voorschriften houdt. Er hoeft zelfs geen hart achter te zitten! Na het Tweede Vaticaans Concilie zijn we als katholieken uit onze schulp, uit onze schelp, gekropen. De vraag is of we er een ruggengraat voor hebben teruggekregen. Zijn we, ook in hier in Amsterdam en Amstelveen, christenen met een ruggengraat? Jezus is gekomen om ons te bevrijden uit onze schulp van uiterlijke verplichtingen, zodat we in de geest van vrijheid, met heel ons hart, ons richten op God en de mensen om ons heen. ’Dit volk eert mij met de lippen, maar hun hart is ver van mij.’ Het gaat altijd om een christendom dat tot leven komt, niet in woorden, maar in concrete daden, niet in het elkaar veroordelen maar elkaar bemoedigen. Niet van elkaar weglopen, maar je laten leiden door een creatieve verbondenheid met God en met elkaar. Het Evangelie is duidelijk: zonder liefde heeft de wet geen enkele zin. Paulus zal later zeggen: ‘al laat ik mij levend verbranden, al ken ik alle geheimen van de wetenschap en heb ik een geloof dat bergen verzet, zonder liefde dient het mij tot niets!’ Waar de wet vergezeld gaat van de liefde, is het wekelijkse woord van God niet langer ’n devotielicht, maar een lamp voor onze voeten.

Ook in de eerste lezing gaat het over ons omgaan met de Wet. Vers 2 waarschuwt ons er voor ‘er niets aan toe te voegen en er niets aan af te doen.’ Dat is geen overbodige waarschuwing blijkt uit het evangelie van vanmorgen. De Wet van God wordt door mensen steeds verder ingevuld en aangescherpt. En deze aanvullingen worden gezien als een onderdeel van de Wet van God. De gedachten van mensen – al zijn hun bedoelingen nog zo vroom – zijn in de plaats gekomen van het Woord van God zelf. Dat maakt Jezus hen duidelijk. ‘Zij eren God met de lippen, maar hun hart is ver van Hem.’

Door allerlei menselijke invullingen gaan wetten en regels een eigen leven leiden. Er wordt dan blinde gehoorzaamheid gevraagd, al zijn de bedoelingen niet altijd in Gods Wet terug te vinden. Als ik mensen hoor zeggen: ‘God wil dit of dat’, denk ik vaak: volgens mij wil God dat helemaal niet, maar jij wil dat! Voorbeelden daar van zijn in ons kerkelijk en maatschappelijk leven volop te vinden! De wet is geen zelfstandige grootheid. Wetten zijn piketpaaltjes. Als je daar tussen blijft zal de weg naar God zichtbaar en herkenbaar worden. Maar dat vraagt natuurlijk wel om een ruggengraat! Want laten we duidelijk zijn: de Wet is een staf om te gaan, niet een stok om te slaan!


© Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
Locatie: H.Augustinus