Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

JOEPIE JOEPIE IS GEKOMEN

Het lijkt een onschuldig kinderversje. De meesten van u kennen het: ‘Joepie Joepie is gekomen, heeft m'n meisje weggehaald, maar ik zal er niet om treuren, gauw een ander weer gehaald’. En we zingen er vrolijk achteraan het ‘Tralala la’.

Waarom heb ik eigenlijk zo’n hekel aan dit versje? Ik weet dat het een kinderliedje is. Maar weet u dat dit versje eigenlijk over de dood gaat? Joepie Joepie is eigenlijk de duivel die je weghaalt uit de kring. Maar geen probleem: ‘gauw een ander weer gehaald’. Of daarmee alle oude pijn verdwenen zou zijn, het leed vergeten, de lege plaats gevuld. Natuurlijk weet ik ook wel dat het lied maar een onschuldig kinderspel is. Je raakt het ene meisje kwijt om er een ander bij te halen. Een onschuldig kinderspelletje, maar ik kan het niet meer horen. Alsof je mensen in kunt wisselen. Het zou je kind maar wezen.

Ik denk hierbij aan een passage uit een roman van de Russische schrijver Dostojewski. Een vrouw, Nastajoeska genaamd, heeft een klein kind verloren, een zoontje van enkele jaren oud. Zij komt in al haar wanhoop bij een starets, de geestelijke wijze Vader van het Russische plaatsje Zosima. De oude priester luistert geduldig naar de wanhoop van de vrouw en zegt dan troostend: ‘Jouw kind staat vast voor Gods troon en bidt voor jou. Daarom moet je niet huilen, maar blij zijn dat het kind bij zijn Vader in de hemel is.’

‘Dat weet ik wel’, zei de wanhopige moeder, ‘want mijn man zegt het zelfde, maar ik zie dat hij evenveel huilt als ik. Ons kind hoort niet alleen bij God thuis, hij hoort ook hier! Als ik nog maar één keer naar hem mocht kijken, ik zou niet naar hem toegaan, ik zou geen woord zeggen. Ik zou me in een hoekje verstoppen om hem maar een ogenblik te zien en te horen hoe hij buiten speelt en dan komt aanlopen en hoe zijn stemmetje dan roept: ‘Mama, waar ben je?’ Als ik nog maar één keer zijn voetjes weer door de kamer kon horen stappen. Ik zou z'n voetstapjes direct herkennen. Maar nu is hij er niet meer, vadertje, en ik zal hem nooit meer zien. Kijk, hier heb ik zijn teddybeer en nu zal ik hem nooit meer zien, nooit meer horen’.

Wie zulke dingen heeft meegemaakt, een kind, een man, een vrouw, een vriend verlo­ren, praat niet zo gemakkelijk meer over opstaan uit de dood. Wie zulke dingen heeft meegemaakt, heeft moeite met sommige kinderliedjes en met sommige psalmen en kerkliederen. Dan schiet er onder het zingen een brok in je keel en kun je er geen woord meer uitbrengen. Pasen: feest van de verrijzenis. Maar zover is het nog niet. Het is nog geen Pasen. Eerst nog de ondergang van Jezus, eerst nog zijn dood, daartoe veroordeeld door Farizeeën en hogepriesters.

Vandaag waren we getuigen van een fragment uit het nachtelijk gesprek dat Jezus voert met de farizeeër Nikodemus. Als een schuwe hond is Nikodemus langs de huizen gegaan, bang dat hij door anderen gezien zal worden. Daar zitten ze dan tegenover elkaar: de één is een geschoolde theoloog, hij heeft zijn studies afgerond. Hij heeft op een hogere school alles over God geleerd. Aan de ander kant zit een selfmade man. Jezus heeft geen diploma's om over God te kunnen praten. Bovendien komt hij uit Nazareth, een stad waar spreekwoordelijk niets goeds vandaan kan komen. Maar Nikodemus was ondanks zijn scholing niet dichtgeklapt. Daarom staat hij open voor de woorden van Jezus: ‘Zozeer heeft God de wereld lief gehad dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft. Hij is gekomen niet om te oordelen, maar om redding te brengen’.

En dan die moeilijke zin in het Evangelie: ‘Zoals Mozes eertijds de slang omhoog hief in de woestijn, zal de Mensenzoon worden opgeheven. Johannes verwijst naar Jezus kruisdood. En dat kruis is realiteit in elk mensenleven. ‘Ieder huisje heeft zijn kruisje’. ‘Bij ziekte krijg je kracht naar kruis’. Maar vroeg of laat stoot elk mens met zijn hoofd tegen die ellendige dwarsbalk die van je leven 'n kruis kan maken. Je wordt ziek, diegene die je liefhebt wordt uit de kring gehaald, je carrière wordt afgebroken, je verliest je baan, je voelt je bedrogen, in de steek gelaten door wie je lief zijn. Je voelt je soms vernederd en uitgestoten. Deze dwarsbalk kan allerlei vormen en afmetingen aannemen, kijkt niet naar namen of titels of de dikte van de portefeuille. Het komt vaak voor: je hebt het goed, pas je huis verbouwd, bijna 25 jaar getrouwd, en dan komt die verschrikkelijke dwarsbalk die je leven in één enkel moment tot een ruïne kan maken.

't Kruis is 'n realiteit in elk mensenleven. En je hebt dan geen keus: je draagt je kruis of het kruis verplettert jou. Kruisen brengen mensen terug tot wat ze eigenlijk zijn: kwetsbare, wankele, nietige en kleine mensen. Kruisen brengen mensen terug tot hun eigenlijke proportie. De slang aan de paal en Christus aan het kruis: teken van opstanding. Het dorre doodshout is het groene hout geworden - het hout van verlossing, bevrijding en opstanding. Met Pasen vieren we dat. Pasen, dat betekent leven! Maar het is allemaal zo duidelijk niet, als je op het kerkhof staat en stil wat voorjaarsbloemen neerlegt op het graf van een klein kind, op het graf van je geliefde. Nee, we moeten die verhalen over de verrijzenis niet zo snel vertellen aan elkaar. Zijn die verhalen dan niet waar? Vast en zeker, maar elk mens heeft recht op zijn eigen levensweg.

Wat zullen we straks met Pasen zingen? Nee, in ieder geval niet dat kinderliedje. Over de dood wil ik dan niet meer zingen, maar het verdriet wil ik ook niet verdringen. Ik ken een psalm die wél verwoordt wat ik voel - maar dan alleen op mijn beste dagen. Het zijn de woorden van psalm 23: ‘Mijn Herder is de Heer, het zal mij nooit aan iets ontbreken. Al moet ik het duister in van de dood, ik ben niet angstig, U bent toch bij me? Onder uw hoede durf ik het aan.’


© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
locatie H.Augustinus