Fiat voluntas tua, sicut in cælo et in terra

Uw wil geschiede, op aarde zoals in de hemel

JESUS’ VERHEERLIJKING

Er is een opmerkelijk verschil hoe volkeren in het Oude Testament hun God noemden. In het oude Babylonië noemden de mensen hun god 'Baal'. Dat woord betekent 'mensenbezitter, eigenaar van mensen’. Hoe anders is de naam van de God van Israël. Hij laat zich Jahwe noemen. Zijn naam betekent: 'Ik-ben-er-voor-jou'. Dat is de strijd waarin wij tot de dag van vandaag verwikkeld zijn. Het blijft een actuele cruciale vraag: is de ander er voor mij of ben ik er voor de ander?

Dat wordt voor mij ook overduidelijk in het van oorsprong Latijnse woord ‘minister’. Dat woord betekent ‘dienaar’. Maar een dienaar van wie? Dienaar van jezelf, van eigen dromen en idealen, dienaar van macht en geweld, of zoals het woord eigenlijk betekent: 'dienaar-van-het-volk'? Zijn ministers er voor ons, of zijn wij er voor hen? De Amerikanen geven daar een duidelijk antwoord op. Zij zeggen: ‘I am a taxpayer’. Met andere woorden: jij betaalt niet óns salaris, wij betalen de jouwe!

Jezus heeft er geen twijfel over laten bestaan dat Hij geen mensenbezitter wilde zijn, maar een dienaar-van-het-volk. Een koning-zonder-land, niet heersend over een volk, maar als dienaar van het volk. Dat hebben zijn leerlingen tot het laatst toe niet begrepen. Zij droomden van politieke macht. De zonen van Zebedeüs, Johannes en Jacobus, vragen het onverbloemd: ‘Heer als U straks Koning zult zijn, mogen wij dan eerste minister spelen?’ Ze. hebben niet door dat ze dat nooit zullen worden als zij niet de weg van de dienstbaarheid gaan. En Jezus geeft hen een voorbeeld, als Hij op Witte Donderdag de voeten van zijn leerlingen wast (zoals een slaaf).

Jezus op weg naar Jeruzalem. Hij weet dat het zijn laatste tocht zal worden. Hij gaat op weg, zoals een zieke door het leven gaat vanaf het ogenblik dat doktoren je het onherroepelijk einde hebben aangekondigd. Jezus is als een ongeneeslijk zieke. Hij heeft niet meer lang te leven. Hij moet zijn weg gaan, alleen. Niemand kan Hem ondersteunen, want niemand in deze wereld kan die reis door de dood werkelijk met de ander meemaken. Het is de eenzaamste weg die een mens moet gaan. Alleen zul je de donkere tunnel ingaan, en dan maar hopen dat het Licht ziet.

Transfiguratie

Midden in het evangelie van Marcus staat het verhaal, waarin Petrus Jezus als Messias belijdt (8:27-30). Meteen daarop kondigt Jezus voor het eerst zijn lijden, dood en opstanding aan. Petrus protesteert daar heftig tegen. ‘Zes dagen later’ (zo begint eigenlijk het evangelie van vandaag) plaatst Marcus het gebeuren boven op de berg Tabor. En bergen zijn in de Bijbel plaatsen van Godsontmoetingen. Er staat dus iets te gebeuren! Jezus zoekt op de Tabor troost in het gebed. Drie van zijn vrienden mogen mee: Petrus, Johannes en Jacobus. Het zijn dezelfde drie die over enkele weken met Hem mee zullen gaan naar de Hof van Olijven om daar te bidden.

En de drie vrienden, die nu zo enthousiast zijn, vallen dan vermoeid in slaap. En Jezus bidt. Zijn leven lang heeft Hij geprobeerd om er te zijn voor de ander, nu zit de ander Hem letterlijk op de nek. Jezus bidt, niet omdat Hij verwacht dat iets aan zijn weg zal worden veranderd. Zijn kruisweg zal niet worden omgebogen. Maar Hij krijgt letterlijk kracht naar kruis. Dezelfde God die zijn woord heeft gehouden tegenover Elia.-en Mozes zal Hém er ook doorheen helpen. Het gebed helpt Jezus niet van zijn moeilijke weg af, maar het helpt Hem wel door zijn moeilijkheden heen. Met bidden krijg je je man niet terug, maar het kan je wel door veel verdriet en pijn heen helpen.

Jezus staat te midden van Elia en Mozes, alsof Marcus ons wil zeggen dat ín Jezus heel de Wet en alle Profeten samenkomen. In Jezus vinden we de hele Bijbel samen­gebald. Zoals Jezus omgaat met de mensen die Hem zijn toevertrouwd, zo wil de God van Israël zich inlaten met het lot van mensenkinderen. En waar hebben Jezus, Mozes en Elia het samen over gehad, waarover spraken zij? Marcus en Matteüs zeggen daar niets over. Maar het Taborverhaal staat ook in het evangelie van Lucas. En Lucas vertelt wél waar ze het over hebben gehad. Zij spraken over Jezus’ heengaan dat zich in Jeruzalem zal voltrekken. Het Taborverhaal wijst op de weg die Jezus ten einde toe zal moeten gaan.

Jezus gaat zijn weg naar Jeruzalem, de stad van zijn ondergang. En welke wegen gaan wij? Eigen wegen van macht en succes of wegen van er-zijn-voor-elkaar. Baälswegen of de weg die de God van Israël bewandelt? Waar sta je in een wereld van hebben en bezitten? Een wereld van. vuisten maken en verpletteren? Welke God hangen we aan als het gaat over de eerlijke verdeling van voedsel- en welvaart in de wereld? Wie overwint: ons eigengemaakte gouden kalf óf de God van ik-ben-er-voor-jou? Geloven wij in een God die over ons waakt met zijn handen open, of geloven wij in een God-met-gebalde-vuisten die zijn knechten vermorzelt onder de kracht van zijn machtige arm? Kiezen wij vóór een God van hebben en houden en tégen een God van kiezen en delen? En als het gaat om vrede en veiligheid in de wereld : kiezen we dan voor goden van donder en geweld óf kiezen wij toch voor een God die even weerloos wil zijn als een pasgeboren kind?


© Pater Ambro Bakker s.m.a.
Pastoor-deken RK Amstelland
locatie H.Augustinus